53
//temaken van redres en regelmaat voor het vervolg ten einde
verder geen meerder verzuimenis of abuizen mochten worden
gepleegdTntusschen heeft dit kwaad vele jaren voortge
duurd, gelijk te zien is uit de notulen van wet en raad;
o. a. uit die van 10 Maart 1669, blijkens welke door Com
missarissen van de banken van wissel en van leening vertoond"
werdboe die banken door de beleende misusen als anders-
zinsvan considerabele sommen van penningen gepriveerd
waren die zij voor het ophouden van baar crediet noodig
//hadden"; en uit die van 10 September 1672 bij welke
verklaard werddat degenen die de bediening aan de respec
tieve banken hadden alleen aansprakelijk zouden wezen voor
betgeen tijdens hunne administratie zou zijn voorgevallen
onder gehoudenis evenwel om nauwkeurig te onderzoeken
en zoo mogelijk uit te vinden de abuizen die in en omtrent
de stads zaken en finantie voorbeen mochten wezen gepleegd".
Ook in bet later te bespreken rapport van 29 November
1806 wordt verhaald, dat in 1676 de directie van de Leen
bank zelve verdacht werd van malversatieterwijl uit de
secrete notulen van 6 October van dat jaar blijkt dat Pieteb
Joossen Duyvet.aab een der gewezen Commissarissen door
de geïnteresseerden van de Leenbank ter dier zake in rechten
vervolgd werd.
Men zal zich over zulke in den Baad ter tafel gebrachte
klachten en uitingen niet verwonderen wanneer men in de
notulen van 3 Januari 1661 gerapporteerd ziet, dat wijlen
Cohnet.is Akentse Westdobp in der tijd, buiten iemands
medeweten 6000 van de Leenbank voor zijn privé had
gebruikt en daarvoor twee obligatien ieder groot 3000
rentende o pCt. in de kas of het secreet kantoor had laten
liggen. Deze //obligatien," van 1 September en van 15
October 1661 zijn in originali in het archief van de bank
voorhanden onder de stukken betrekkelijk de liquidatie van
Westdokp's boedelwelke boedel dan ook voor deze sommen
met den daarop verschenen intrest, en voor nog eene andere