194 Het ziet er zot uitMag ik u vragenliet nevensgaande briefje eens voor mij te verruilen voor iets beters? Beter! het kon mij juist niet raken maar ik heb het door den val van Adam, God beter 't, ook al noodig! en om alles tot de groote revue uit te stellen dat kan er ook niet door. Zult gij het schielijk doen? Tk bid het u! Nu kan ik niet langer maar ik kom eerlang nader bij u aan. Deze moet ik met de post zenden; ik heb anders geen gelegenheid. Ge heel de uwe, Bellami. Aan Billis12 MaartThans is een heer van Amsterdam op mijn kamer, die mij, toen ik daar was, veel beleefdheid heeft aangedaan. Bij de burgers ben ik hier zeer gezien, 't geen weinig studenten gebeurt. Men groet mij overal met de grootste teekenen van achting. Onlangs was hier een aanzienlijk gezel schap, waar men de gezondheid van Zelandus dronk. Zoo ik altijd uitging, zou ik schier geenen avond in de week op mijn kamer zijn. Er zijn hier vooral twee heeren uit de regeering, die veel met mij op hebben. Laatst ben ik bij den baron C. op het slot verzocht, doch ik heb met een Bataafsch gezicht bedankt.. Wanneer krijg ik uw afbeeldsel? 16 Maart: Het 6de stukje van de Vad. Gezangen is op de pers Gij zult er een vers in vinden aan een meisje! //Aan mij?" Neen, "Fransje, aan een ander meisje, dat hier woont. //Wel zoo, Bellami?" Ja, Fransjeik zal u nog meer zeggen: zij is de zuster van een mijner vrienden is jong en schoonbij al het tedere van haar karakter heeft zij een heldhaftigheiddie mogelijk voor een meisje te groot is Zend mij toch uw afbeeldsel Aan Mens 15 Maart Noem mij een ezel, een uil, een olifant, noem mij al wat gij wilt doch niet vóór gij dezen brief gelezen hebtJa, waardste vriend, ik vrees, dat uw toorn over den armen Zelandus ontbranden zal. Doch gij zijt te weldenkend om nem niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 580