195 schielijk te blusschen eer hij dat gedeelte van uw hart, waariu uw vriendschap voor mij berust, zou aansteken. Ik dank u zeer voor uwe oplettendheid voor mijik heb het geld ontvangen en weer uitgegeven. Ik moest vreeslijk lachen, toen ik den laatsten driegulden aankeek: //Wel knaapje dacht ikmoest gij waarachtig uit Amsteldam komenom u zoo eens even aan mij te vertoonen, en aanstonds weer te ver trekken?" Van dat concert! Dat is nog niet geweest: ik zou het u geschreven hebbenden 1 of 2 April zal het zijnik zal het u nader schrijven. Stel uw reis dan zoolang uit; het zou u berouwen, het niet gehoord te hebben. Maar zeg mij eens, wat praat gij van //drilmeester"? Is dat ernst? Heeft u dat iemand gezegd? Het zal mogelijk een satyre op mij zijn: ik ben bij het aftrekken der burgeren dikwijls tegenwoordiglaatst heb ik zes nachten achter den anderen op de wacht geweest; meer dan mij lief is, word ik verzocht, en heb ik bij den eenen officier geweestdan kan ik de vriendelijke noodiging van den ander slecht weigeren De lust onder de burgers is vrij sterk en algemeen. Hebt ge mijn rijmpje aan de burgers gelezen Ik heb thans weer Fad. Gezangen op de pers, daar zult ge een vers inlezen ter gedachtenis van onzen Ja Rit y, en ook iets aan een meisje; //aan Pillis"? Heen, man, aan een ander meisje. Hu, nu, kijk zoo niet! Pillis en ik zijn nog dezelfde. Hu van de zedelijke verhalen! Helaas! ik kan ze u deze keer niet bezorgen! ik heb twee mislukte plans gehad, en de tijd is te kort tot een derde. Hier komt nog bij dat ik de groote vacancie nadert dat ik mijn best moet doenom iets van het Hebreeuwsch en Grieksch te wetenals ik te Vlissingen kom. Men zal er mij wel over vragen en - met het grootste recht tnij benadeelenzoo ik niet veel gevor derd ware. Gij zult mij verschoonenIk twijfel niet, of gij hebt tijds genoeg, om nog een stukje te laten vertalen In het volgende deel zal van mij een stukje zijn, of ik verbinde

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 581