200
voor uof omdat ik uw vriend niet benneenjongetje
Wat zal ik zeggen? Ik kan het niet ontkennen, daar loopt
zoo een weinigje nalatigheid onder! Yergeef het mij, Boone
Ik verzeker u, dat ik uw vriend ben! Moet men dan juist
ook altijd schrijven?
Ja, nu nog een woord van Nortier! Ik kan van daag
niet aan hem schrijven; want ik zal werk hebben, dat ik dezen
afkrijg. Gelooft gij in ernst, dat ik mij aan de praat van
menschen stoor, en wel in dit geval? Ik weet nergens af.
Geloof mij, Abraham, ik heb niets tegen Nortier, en eerlang
zal ik aan hem schrijven! Zeg hem dit, en doe hem de groe-
tenis van mij
Aan Mens, 9 Mei: Ja, daar kom ik eindelijk aanrijden!
Mogelijk, dacht gij, dat ik reeds dood was, of kiespijn had
of mij in slaap gestudeerd hadmaar neen ik heb weder uit
de stad geweest! LI. zondag ben ik er uitgegaan en eergis
teren thuis gekomen. //Waar zijt gij dan geweest?" Te Schoon
hoven Ja, er kwamen Vlissingers die te Schoonhoven gelogeerd
zijn, in Utrecht; nadat ik eenigen tijd met hen gewandeld
had, bracht ik hen aan het rijtuig. //Durft gij wel meerijden
naar Schoonhoven, Belt.ami? zeiden zij al lachende! Wel
jazeï iken meteen was ik op het rijtuig. Geen mensch
wistwaar ik gebleven wasof ik in den Hemel opgenomen
of in de Helle gedaald was. Zij wilden er mij de gansche week
houdendoch dit durfde ik niet wagenHoe vaart gij Ik
ben thans vrij wel. Nogmaals dank ik u zeer voor de vriend
schap die gij mij betoond hebt. De eerste urennadat ik u
verlaten hadwaren mij zeer onaangenaam't was mij even
eens of ik altijd bij u moest blijven. Zoolang als ik uw zuster
(de Bruin) nog bij mij had, was ik nog ai vrij vrolijk; maar
dat duurde niet langzij scheidde van mijen toen was het
mij of ik eenig iii een wildernis wasDanik ben filozoof
genoeg, om te begrijpen, dat onze wereld zonder verandering
geen wereld zijn kan, en ik behoor ook tot die wereld! Hoe