201 gaarn ik bij u, bij uw broeders, en vooral neem mij dat niet kwalijkik ben Bellami bij uw zuster benik begrijp hoe noodzakelijk het is, den wil aan de rede te onderwerpen. Wanneer zult gij toch mijn goed zenden P Moet ik in de noodzaaklijkheid komenu zoo wat af te kloppen Denkt gij wel aan Hulk? Wat ik u bidden mag, rijd hem zoo eens na! Nu schrijf ik niet meer de dragonders exerceeren en dit kunnen zij niet zonder mij. Zult gij den Hengst eens groeten den ingesloten aan uw zuster bezorgen en gelooven dat ik ben waardste vriendgeheel de uwe Bellami. Aan Mens, in Mei 1783: Wel zoo, denkt gij dat het ver talen zoo maar van de boomen te schudden is en dat nog wel vaerzen een ding zonder eenige poëzyen dat in dezelfde maatdezelfde lengte dezelfde gedachten Hoor vriend! het vertalen is in het geheel mijn zaak niet; ik heb het zoo wel eens voor de grap willen doen; maar het mislukte mij altijd. Ik heb er eenigen verknoeid, en het beste, dunkt mijis dit Verhef en roem den grootsten held, Vorst Jezus, die het forsch geweld, Des feilen doods gebroken heeft, Die ons een eenwig leven geeft Den Vader der barmhartigheid Zij roem en dank in eeuwigheid Amen. Ha! dat is trant van vertalen! nooit zoo vertoond! Maar Hulk - Dat kan er niet doorzeg hem eens dat ik over zal komenom hem op zijn lichaam te komendat hij er gevoel van zal hebben In ernst, wanneer krijg ik de teekening? Het goed heb ik ontvangenmaar behalven 't geen gij zelf zegt vergeten te hebben hebt gij ook de Gezangen mijner Jeugd vergeten. Zend mij die toch! Die beginnen meer aftrek te krijgen, hoor ik, hier althans. Van hetgeen gij over dien brief

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 587