207 is: //mijnheer ik zeg u de kamer op!!" Bravo, zeide ik, het was mijn plan om het zelf te doen. Hoe naar keek de man Hoe kan een schepsel zooals ik zulk een opschudding ver oorzaken //Waar is B. p" zeide de dochter tegen haar moeder. //Waar zit B.?" vroeg de vader aan zijn zoon. //Waar is B.?'1 zeide jufif. L. tegen jufl'r. G. //Waar is B.P" riep gansch Utrecht. //Hij is in Americaanschen dienst gegaan'". Uit werd voor eene waaracldige waarheid verteld. Een zeker heer hield staande, dat ik luitenant op een Eransch oorlogschip ge worden was. //Neen, neen! men mag alles zoo niet zeggen; wij kennen B. wel!" //Ik heb het lang geweten", zeide de heer W. *Wat dan, mijnheer?" //Wel B. heeft in Amster dam een meisje dit zegt immers al genoeg?" //Dit zegt heel weinig", zeide de heer van L. //Welaan, hij is met dat meisje doorgegaan!'" //Kom, kom!" //Ja, waarachtig! of deukt gij, dat B. hier niet toe in staat zou zijn? Ik zou wel mijn gansche buitenplaats willen verweddendat hij met een meisje voort is Beluami bemint de meisjes te veeldan dat hij ze ongelukkig zou maken", zeide de heer van L B. is een slaaf van het geheele vrouwelijk geslacht!" zeide de heer W. Wie van de twee heeft nu gelijk? Holla! men klopt op mijne kamerdeur! Straks spreek ik u nader. (Zie het vervolg van dezen brief in de Gedenkzuilbl 319). Vaarwel, ik schrijf u nog nader, wanneer ik kom. Ik ben uw Beulami. Vergeet niet uw zuster en uw broeder te groeten hoor! Aan Billis, 17 Nov. 1783. Het 8ste stukje van mijn Gezangen is van de pers gekomen; nu zal er nog één komen, waarmede ik het zal laten berusten. Aan dez. in 't laatst van Nov Ik verwacht de proeven van het 9de d. i laatste stukje mijner Vad. Gezangen. Tk moet een brief aan Noktier overschrijven. Er stond in zijn brief van een

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 593