210
gij er uw naam voorzet, geef ik er u zes!" Neen, zeideik,
voor vijf ducateu dan OMens Hoe zorgt de Hemel nog
voor mijhoe welkom waren mij die vijf ducaten Ik gaf ze
ten eersten aan mijn hospes. De goede man moet meer heb
ben, doch ik had ook maar vijf ducaten ontvangen. Hebt
gij dat ding reeds gezien Er is een Ode in aan Chi.oë
die mogelijk alles overtreft wat ik ooit in dit vak gedaan heb.
Den Hengst heeft ze, geloof ik, in commissie maar zeg niemand
dat ik het geschreven heb.
Dezen dag over acht dagen begint de vacancieO Hemel
dan zal er een dag gesteld wordenwaarop ik in Amsteldam
voor een Eerwaarde vergadering zal moeten verschijnenO
Be li, a mi
Gij begrijptmet welk een lust ik nu studeeren kandaar
het zoo met mij gesteld isOdonker vooruitzicht
Ik heb den brief, die mij den dood van uwen vader bekend
maakte, ontvangen. Gij zult hem wederzien in de gewesten
der eeuwigheid!
Ik zal want de post moet vertrekken mijn brief ein
digen.
Hoe vaart uw zuster de Bruin en haar man en kinders
Groet haar hartelijk van mijDoe ook mijne groete aan den
Hengst en zijne vrouw!
Vaarwel, mijn vriend! De Hemel geve u een bestendig ge
noegen Geheel de uweBei.lajii.
In December 1783
Aan Mens
Toen de Natuur omtrent half gedaan had met mij te vor
men, kreeg zij bezoek van een zekere dame met een vurig oog,
een strak, statig aangezicht; zij had veel in hare houding van
eene Eugelsche gouvernante; met één woord het was Mevr.
Niet met de beide versjees Aan Chloëbl. 122 eu 174 der Gedichten
(Haarlem, 1826) te verwarren, doch aldaar bl. 9 te vinden.