•213
en den grooten Paulus Maar mijn ziel wil niet altijd inne
men, en dan zijn, met betrekking tot mij, die dierbare vrien
den moeilijke vertroosters
Maar ter zaak Ik geloofzoo ik eens gissen magdat
vooruitziende en achteruitziendemeer vreezende dan hopende,
donker en licht vergelijkende, wenschende en verwenschende
vurige en smachtende, murmureerende en onderwerpende, wan
trouwende en geruste denkbeelden de tegenwoordige ziekte mijner
ziele veroorzakenMaar hoe komt hetdat al die denkbeel
den zich nu zoo vereenigenHoe komt het, dat Mevr. de
Natuur en Mevr. de Baronesse het Noodlot zoo dikwijls twis
ten Dat is een vraag met een vraag beantwoord
Couragië! Ik ben wel drie ponden lichter! Het laatste
of 9de stukje van mijne Vad. Gezangen is van de persEer
lang zult gij het ontvangen, en ik twijfel niet, of gij zult,
ter eer van den dichter, deze Gezangen voor de verstrooyende
hand des Tijds beveiligen door hen te bekleeden met eenen
bruinen, roodenof groenen overrok. Ja, mijn vriend, zij
zijn af! Met welken blijdschap zie ik terug op dien weg des
levens, dien ik al zingende heb afgelegd! Zoo men in Viis-
singen somtijds ouder de hand spreken mocht van een stand
beeld voor mij op te richtendoe dan toch alle moeitedat
het op de volgende wijze geschiede
Op een voetstuk van vier voeten hoog moet mijn beeld in
de manier van den Vaticaanscheu Apollo gesteld worden, doch
genoegzaam naakt-, niet zoozeer om de schoonheid, als wel om
hierdoor mijne overeenkomst met dien God in het stuk van
overvloed aan te duiden. Aan mijn rechterhand moet de Godinne
der Liefde in een groote leuningstoel zitten, met haar zoontje
op haar schoot, die bezig is mijn rechterbeen aan den stoel te
binden en wel met de kouseband van zijne moeder. Aan de
andere zijde, een weinig achterwaarts, moet, bij wijze vaneen
trogheeop een stok een groote pruikeen zwarte rok en mantel
enz. gehangen worden. Sommigen zullen dit als overtollig be
schouwen doch alles heeft zijn beteekenis. Onder mijne voete n