215 pen en papier, en schrijf: //thans denk ik aan Zelandus vouw dit papier toezet er uw zegel open laat het vervolgens naar Utrecht overkomenDan zal ikin dankbaarheidu een aanteekening van tieu duizend minuten wederzenden. Nu zal ik u slechts tien woorden schrijvenwant ik heb geen tijd, zou ik haast gezegd hebben, doch ik meen geen lust! Mijn Pillis schrijft mij, dat gij mijn moeder gezegd hebt, dat gij goed nieuws van mij wist, doch dat gij het nog niet mocht zeggen! //Ik bid u", zei mijn meisje, //wat is dat toch?" Ik weet er niets vanof mogelijk is dit goed nieuwsdat ik binnen kortuit louter ongenoegende waereld verlaten zal Ik ben ongelukkig! nu, dat is wel! waarachtig, ik geloof dat ik bij vergissing op deze planeet gekomen benik sta altijd in contrast! Yan contrast gesproken, hebt gij al gezien, dat ik van Alphen zoo iets verteld heb Magnus mild eris Apollo dit zou hij tot Apollo zelf gezegd hebbenHet kon er zoo niet langer doorzulke dingen moeten openbaarin de gehoor- kamer van het publiekverteld wordenMogelijk zal het ver volg, van tijd tot tijd, nog wel meer aan den dag brengen; want ik ben vermetel genoeg, om staande te houden, dat //Neer land ook vernuften kan voortbrengenen heeft Ik bid uzeg mij toch eenswelk nieuws gij van mij weet Ik ben er zeer verlangend na! Ik weet volstrekt nergens van. Zult gij het mij eens zeggen Deze brief zal de eer hebben vau in eenen van mijn meisje ingesloten te worden, en mijn-meisje zal hem u zelf doen toe komen Neen, ik heb volstrekt geen lust, om meer te schrij ven Zal ik schielijk een brief van u met het onbekende nieuws hebben? Nu ja, dit zult gij mij wel eens zeggen. Groet alle de vrienden proostVale T. T. Belt,ami. Aan Fillis, Jan. 1784. Ik heb weder een pijnelijken voet, en ik moet naar Amsteldam. Hoe ik er komen zalweet ik niet, In plaats van schuiten, rijden er nu postwagens, maar

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 601