56 recht gekomenzoodat de Stad deswege een verlies leed van 26,200. In diezelfde 'portefeuille komt eene, gedrukte, indaging voor; bij welke zekere Jan Willem de Chane die door zijn oomden pachter Matheus de Ckane als collecteur was aangesteld, gedagvaard werd voor bet gerecht der stad in persoon te verschijnen om ter zake van door hem ge- "pleegde delicten te aanliooren zoodanigen criminelen, kapi- //talen eisch en conclusie als de heer officier ten zijnen //laste zou nemen;" welk stuk op den 7 Maart 1712 werd //geaffigeerdwaaruit blijkt dat de delinquent voortvluchtig was. Zijne misdaad bestond hierin, dat hij //in contrarie //van zijn plicht, bestaan had tot seductie en bedrog, valsche //en 't eenenmale versierde beleeningen tot eene zeer merke- //lijke som te doen tot zooverre dat denzelven bestaan heeft //zekere doosjes met nagemaakte cachetten verzegeld, daarin //te leggen spijkers slootjes tinnen knoopen en andere vuij- //ligheden meer, valschelijk voorgevende daarin juweelen, rin- #gen en andere goederen van groote waarde te zijn beleend" enz. Het misdrijf was voorzeker zwaar genoeg; maar men zou in onze dagen zulke //volkomen falciteyt en gequalificeerde //diefte zeker niet met den dood strafbaar achten als blij kens de indaging destijds gedaan werd. De administratiekosten liepen nog al uiteen. In het eerste jaar bedroegen zij 822. In 1656 2040 in 1736 318; in 1757—1793 195in 1806 191. Men zou meenen dat de Raad, nadat de bank in 1678 ver pacht was geworden of althans nadat de moeilijkheden in 1672 ontstaan uit den weg geruimd waren (waarover later), deze als afzonderlijke stedelijke administratie zou hebben op geruimd en haar zaken geliquideerd. De bank toch werd als leenbank, van 1679 af, door en voor rekening van de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 60