232
Aan M ens één dag later:
Wel, dat zijn eerst vaerzenTelkens, als ik ze onder
mijn oogen krijg, worde ik misselijk! Ik ken meisjes, die
niets hebben, dat men juist schoon zou kunnen noemen; maar
dan hebben ze ten minste iets bevalligs, dat mij met vermaak
in haar gezelschap doet zijnmaarom eens een gelijkenis te
makendeze vaerzen hebben nietsdat mij kan bevallenzij
zijn gelijk aan een oud, leelijk wijf. Ja, dat zijn ze! Waar
achtig, Mens, ik kan er mijn hoofd niet meê brekenzonder
mijn ziel voor 14 dagen te ontzenuwen. Is de schrijver een
makelaar of koopman Hij verstaat de interestrekening onge
meen Een schepel koren tegen één stukje brood 't is te
grof! Dit is immers woeker! 't Kan er niet door! Genoeg!
Hier nevens mijn Inleiding! Die moet je maar eens heel
goed zijnIk zal u binnen een dag of wat van J. zenden
ik heb het reeds, maar ik moet het nog eens nazien. De titel
is hier ook bij op de linkerzijde moet het Latijnsche motto
staan. De eerste pagina moet halfweg d. i. net in de midden
beginnen. Dit begrijpje? Ik zou aan den voet der bladzijden
maar geen custos zetten; wat doen die dingen daar? Niet meer
dan ons wachtschip voor LilloMet een inooye letterhoor
De regels niet te eng! anders komt er te veel op een blad
zijde en de koopers moeten het toch betalen! Op goed
papier! hoor! Ja, van papier gesprokenik zou er gaarne zes
op best papier hebben hier hebt ge niets tegen? Wat
bliefje? Proeven moet ik hebben, dit spreekt van zelf! Nu,
die zult ge mij ook gaarne geven. Ik heb geen tijd om thans
meer te schrijven Gisteren hebben wij den heldhaftigen Zwijn-
deegt op een borrel gehad; hij heeft een gouden medalje van
het Genootschap ontvangen.
Hoe is het bij de Bruin? Groet ze allen; en gij hebt den
heer Apidoki dat pakje bezorgd? Bravo! Nu geen woord
meer! Vale T. T.
Z
Dinsdag, in Mei