240 gij weet van ons plan, dat ik hier eens preêken zou? Dit kan ik nu niet doen Zoodra ik wist dat gij vertrekken zoudt heb ik geen preek willen makennu heb ik er geenof ik zou mijn Leerrede voor het volk van Nederland, naar Nehem. IV, moeten nitspreken Die hebt ge mogelijk wel gezien Thans werk ik aan een Lijkzang op Cappeu.en. Deze week zende ik hem nog naar Utrecht, om te drukkenhij zal niet in de gewone manier zijngeheel zonder Nijds of Afgunsten. Hij zal ook maar een half blad groot zijn. Ik spreek enkel van mijzelvendus zou ik het een Ode kunnen noemen; ook zijn er sprongen, wendingen &c. &c. &c. in. Met één woord, gij zult hem binnen kort zien. Pillis is deze gansche week ziek geweest; doch door den bijstand van onzen doctoralen vriend Baerts is zij thans ge noegzaam hersteld. Zij groet uen knort nog dagelijks op mijomdat ik niet te Leiden bij u geweest hebdoch als ik zeg, dat ik dan zooveel later bij haar zou gekomen zijn, dan is alles over. Nu, dit moest ik niet vergeten: Pillis groet u! Ook mijn moeder, die met een eenvoudig, welmeenend hart God om uwen welstand bidt mijn moeder groet uIk kan dezen niet grooter makenwant ik moet zoo straks naar Pillis! Zult gij mij schielijk schrijven, dat gij mijn vriend nog zijt? Vaarwel! ik ben geheel de uwe Den 18 of 19 Julij 17S4. Beij,ami. Aan Mens, 14 Aug.: Weer een schelling voor uw rekening! en mogelijk voor geen stuiver waar! Ik heb Walcheren ontvangen, juist een dag of zes geleden, en thans is het de 14e Augustus! O, Hemel! welk een woord heeft mijn pen daar geschreven De 14e Aug. Hoe weinig zijn de dagen meer, die ik in mijn Vlissingen bij mijn Pillis zal doorbrengen Hier mag ik niet aan denken, of het is even of mij het hart toegeschroefd wordt. Ik bid u mijn vriend, ga eens bij Chevalier, en vraag hem, of ik op den eersten of op den tweeden dinsdag in September in die

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 626