248 ben, hoor! Bijd de vent eens na over den titel! Mis schien kom ik dezen dag over acht dagen u een bezoek geven of zooZult gij het kunnen wachten Proost. T. T. De Spectator. Aan Pillis, 18 Nov.: Mijn boeken heb ik nog niet. Draagt gij dat ringetjedat ik u gegeven hebnog wel eens Aan Mens een dag of wat later Waardste vriend Nogmaals zeer verplicht voor de eer van uw aangenaam gezelschapDit is zoo omtrent het gewone compliment. Hier hebt ge weder copie! Maar nu moet ik u wat zeggenhoe ver zal deze copie nu loopen De proef van Dui.i.aert is het eerste vers in den bundel p. 3de Uitbreiding van koning Davids CIV Harpgezangen dit uit te schrijven dit lustte mij niet; ik heb geen tijd! Dullaert staat in uw winkelgij kunt het boek aan den drukker gevendit is ge makkelijker, verstaat ge. Dit vers moet op een nieuwe blad zijde beginnen en maar één coplet op de eerste bladzijdeen vervolgens op de volg. blu. twee copln., met cursief, maar zoo een letter als het origineel. Wij zullen dan zien, hoe het uitkomt. Het vers zal, geloof ik, 15 bladz. beslaan. Lees eens op p. 9 Uw oppervorstelijke hand &c. Hé, dat is schoon! maar kleine lui kent men niet! Zult ge het nu zoo, volgens mijn hoog dichterlijk bevel laten uitvoeren en mij schielijk een proef bezorgen Ik zal zien, hoe ver het nu met de vijf vel loopt, en als dit goed komt, zullen wij dit eerste stukje maar afzenden; want ik kan niet schielijk genoeg klaar komen. Hoe varen de Sultanes? Hebt ge ze reeds gesprokenHeb ben ze niets van mij gezegd? Groet haar! En zoo zij het hebben willengeef haar eenige kussen voor mijik zalals ik in Amsteidam komdie kussen voor 't volle geld weer terugnemen! Vaarwel!

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 634