253 heeren opperbibliothecariiDe keure der beste zegeningen worde op u en uwe aanzienlijke geslachten uitgestortLeeft in dit goededit aangename land tot in eeuwigheidHet zij zoo Maar dewijl ik nu geen geestelijke, en alleen een eenvoudige leek ben zal ik mijn gratias op deze wijze inrichten Grooten dank, mijne heeren! grooten dank, en zoo de na komelingschap ooits iets van dit geval verneemt, hoop ik, dat zij gulhartig zal kunnen zeggen de jongen was het waardig Grooten dank mijne heeren Dat is immers goed Bellamiaansch-Zeeuwsch Dat ik u in het bijzonder dank, mijnheer de Pensionaris! dit spreekt van zelf! God gevedat de wapening van mijne stadgenooten voorspoe dig zij! Marscben, Gezangen, al wat ge wiltZeg mij maar, hoe de zaken zitten. Hoe P Wat? Wanneer? Dan zullen, als Josephus, Die keizerlijke roover Met zijn barbaarsche roovers, In 't Vaderland wil dringen Dan zullen onze burgers Gemoedigd door mijn Zangen Den keizerlijken roover Vernielen of, gemoedigd Door mijn Gezangen sterven Dat is trotschIk beveel mij in uwe bestendige vriendschap mijn Heer! en blijve T. T. Zelandns. Den 6 Decemb. 84. Aan Pillis, 21 Dec, uit Amsterdam: Dezen avond ben ik uitgevraagd bij den heer Tayspii., den broeder van Bkoes. Hint,open aan Bellamy, '28 Dec.: '/Uwe Inleiding (op den Poet. Speet.) bevalt mij zeer welmaar De Recensent zeer slecht. Hoe komt gij in het derde stukje, den derden regel, aan heeft

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 639