254
geweest? In het 4e ben ik 't meest met u eens; ééne
reflexie op bl. 53: weet gij wel, dat die geheele veelzeggende
wending God der Godenvergeef toch den aanstaanden doode
zijn zonde en zijn zegepraal" bijna woordelijk is overgenomen
uit Klopstock? Uit uw Gain wilde ik wegnemen //Met een
gesloten oog zie ik hem nog" 2)en in den op 2 na laatsten
regel: //o, neen!" Uit Roosje, op drie na het laatste coplet,
wijl //Wel schielijk werd dat droef" te veel overeenkomst
heeft met //En schielijk was de droeve maar", enz.
Eau in Bellamy's Album 3)
AAN MIJNEN BELLAMI.
Zie in dit hart, mijn vriend, en ken uw beeld,
Door onzen God gemaakt, met stouter trekken
Dan 't schoonste lied, dat ooit mijn hart ontvlood,
Aau 't luistrend oor der Englen kan ontdekken.
Zie in dit hart' O, gij gevoelt de kracht,
Die vaak mij n ziel om uwe ziel doet zweven
Wen ze eenzaam op ons duister noodlot peinst,
Den nacht verdrijft met glans van 't ander leven.
Goddiein 't licht der zwijgende eeuwigheid
Op 't blad des tijds ons noodlot heeft geschreven,
Heeft, toen hij 't uur van onze scheiding zag,
Aan onze ziel die wond re kracht gegeven.
Mijn Bellami! weu 't lot mij van u rukt,
En eenzaam doet langs doodsche paden zwerven
Denk dan aan mij! Gevoel mijn vreugd en smart,
Uw kloppend hart zal mij eens voelen sterven.
Gelijk men ook in zijne brieven zal opgemerkt hebbenwas dit B's ge
wone schrijftrant; kennelijk een Gallicisme, dat zich ook bij anderen (Onno
Zwier bijv.) had ingedrongen, doch waartegen Hi.nl. terecht in verzet komt.
2) Zeker zou 't beter luiden: Als ik mijn oogeu sluit, zie ik hem nog".
3) Zie B's vers in Rau's AlbumGedichten (1826) bl. 98.