256 daar die saayen hunnen zetel plachten te hebben zitten thans de naamwijzers der hooge en lage ambtenaren; en daar, waar mijn Pillis gewoon was te zittenzullen mogelijk de almanak ken van Louw en Krelis geplaatst worden. Wie weet, welke schoone Geestelijke Harpjes nog uit dit huis te voorschijn zullen komen Latal-la-la Lallara Nu van den Keizer! Mogelijk zullen wij de eer nog hebben om de lichte troepen van zijn onrechtvaardige majesteit in Utrecht te zien 't Is oorlog, grijpt de wapens aan! De trotsche Jozkf komt! Wij' moeten zijn geweld weerstaan Wanneer hij bij ons komt! Dat is eens taal, baas! Zoo spreekt Zelanclus in Utrecht! Ik mag wel voor de Groaten bevendoch ik beef nog niet. Ik zal u dan wel eens een nauwkeurige beschrijving van onze veldtochten tegen de Pandoeren geven hoe de heeren er uitzien&c. Mogelijk zend ik aan de Ylissingsche vrienden nog wel eenige huzaren-koppendoor mijZelancluseigenhandig afgehouwenDat zal bij David af zijn. Bij een volgende gelegenheid zal ik mijn jongen vriend An thony schrijven groet alle de vrienden! zult gij den inlig- genden ten eersten bezorgen? Valei T. T. Zelandus. Aan Pillis, 3 Jan.: Ik ben thans nog in Amsteldamde schuiten varen niet, doch ik denk met den postwagen naar Utrecht terug te reizen. Als het open water is zal ik u het tweede stukje van de Proevenen dat Mens thans voor mij drukt, zenden. Schrijf mij, waar gij zult gaan verhuizen, en wanneer. Aan Mens, Jan. 85. 't Was negen urentoen ik op den postwagen klomik was behalve den voermanliet eenige levendige schepsel op den

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 642