£60 verrassen. Zoo ik een oogenblik bij u was, zou liet geheim er wel spoedig uit zijn; maar nu, zoo ver van u af, nu kan ik wel zwijgen. Aan dez., £1 Febr. Ik geloof, dat mijne verkoudheid nooit beter zal worden. Ik blijf nog al hoestenen heb pijn in de keel. Ik moet predikant worden; doch, om u mijn hart rechtuit te zeggen, ik zou het liever niet worden. Ik ontdek van tijd tot tijd dingen, die mij tegen staan. Doch denk niet, dat mijn plan is om te veranderenneenik zal voortgaanten ware dat er een beter gelegenheid zich opdeed. En wat zegt W. van West-Soeburg? Is i.e Gkand dan dood, of waar is hij? En hoe weet hij dat ik die plaats hebben zou? Heeft hij die te geven? Wie is er Heer van? En zoudt gij wel gaaru te West-Soeburg zijn? Ik juist niet; het is te kort bij de stad; men is nooit vrij. Als ik proponent ben, zullen er nog plaatsen genoeg zijn. Er zijn eenige studenten, die thans ook exerceerenik ben er niet bij, doch mij is onder de hand gezegd, dat zij mij een deputacie zullen zendenom mij tot officier te verzoekenmaar ik denk dat ikom redenen bedanken zal. Aan Mens, omstreeks dezen tijd. Goeden morgen! Zijt gij nog welvarend? Uw meisje ook nog? Dit is mij zeer aangenaam! Ik zou u reeds eerder geschreven hebbendoch mijn gewoon uitstel van dag tot dag heeft het uitgesteld tot nu toe. Ik heb uwen brief met het ingeslotene ontvangen en met veel genoegen gelezen; doch mijn genoegen werd grooter, werd blijdschaptoen ik de volgende ontdekking deed. Ik giste naar alle mogelijke dichtersdie mij konden kennen doch ik kon niet begrijpen, wie hij wezen zou; de hand scheen mij Blijkbaar het dichtkundig schrijven, waarmee het tweede stukjen van den Spectator aanvangt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 646