262
er het vierde gedeelte niet van Men zegtdat ik over het
algemeen zeer veel genoegen gegeven heb; doch sommige heeren
van den ouden trant vonden, dat mijn preek te nieuwerwets
was. Dat zij zooToen ik in de kerk kwamverschrikte
ik een weinig; ik had niet gedacht, zulk een groot aantal van
menschen te ziendoch zoo als ik op den preekstoel kwam
was alles gedaan. Niemand van mijne toehoorders, die ik ge
sproken heb, heeft eenige ontsteltenis aan mijne stem vernomen.
Nu zal ik u binnen kort dat present zenden.
Aan Mens, ter zelfder tijd:
Maar vier woorden. Ik ben in 't geheel niet welik hoop
dat het schielijk beter zal zijn, anders zal het mij machtig ver
velen. Laatstleden donderdag heb ik gepreekt. De schare was
zeer groot, en dat mij veel pleizier is daar was een groote
menigte van vrouwen en meisjes, enz. Er waren zeer veel, die
ik niet eens ken. Ik heb gepreekt: //Vrees niet Abraham!
ik ben uw schild'". Janus is thans bij mij gelogeerd, en
zijn plan isom in het begin van de volgende week naar
Naarden te vertrekken over Amsteldam. Ik zou tot Amsteldam
met hem reizenmaar kunt gij mij afwachten? Anders vraag
de Bruin, of hij mij voor een dag of wat hebben wil? Ik
had gaarne maandag morgen op alles bescheid. Dit kunt gij
wel doen, want zondag krijgt gij dezen brief, dan kunt gij
morgen avond nog wel schrijven. Ik dank u voor het zenden
van het geld De letters zijn zeer goed en gij kunt er maar
mede voortgaan. Van het derde blad heb ik nog geen proef.
Post is ziek geweest, doch nu zal het schielijner gaan, zegt
hij. Groet uwe beminde, de Bruin en zijn vrouw, en geeft
ten eersten bescheid aan uwen vriend
B.
Aan te Water, 15 April:
Hoogeerwaarde en Hooggeleerde Heer
De bizondere vriendelijkheid, waarmede gij mij, in vroege-