266 10 Mei (met het present, zijn portret). De heer van Mans veld, die alleen uit liefhebberij schildert, heeft dit vervaardigd; draag er alle mogelijke zorg voor, bewaar het voor stof; zet het op geen vochtige plaatsen geef het nooit uit uwe handen. Aan dez., in 't laatst van Meim antwoord blijkbaar op haar bericht van ontvangst en betuiging van ingenomenheid met het gezondene: 't Is ook een meesterstuk; men zal niet licht een beter van mij maken, 't Is geheel en al vrij van die ge breken, die men doorgaans in portretten aantreft; er is geen stijfheid hoegenaamd in't is geheel vrij en los. De mond en kin zijn verwonderlijk gelijkend en waar! 't Is net die mondzeggen mijne vrienden die gemaakt is om te kussen. Kunt gij u mijn mond nog wel voorstellen, Ejransje? Den 20 (Junj) begint de vacancie. Wij hebben een Leidsch heer gelogeerd. Aan Mens na half Mei Waardste vriend! Dit zal een brief over zaken zijn. De heer Nieuwenhuizen heeft straks bij mij geweestik liet hem de afgedrukte bladen zien, en het gevolg was, dat hij mij voorstelde, of hij tot sommige stukjes muziek wilde componeeren en dan die stukjes uitgeven. //Mens zal dit immers wel willen uitgeven?" zeide hij. Wel ja, zeide ik, doch ik zal er hem ten eersten over schrijven. "Mijn Wensch dit stukje is reeds muziek", zeide hij, en de andere kan ik niet noemen, omdat ik met een meisje, dat mij het liefste van alle Utrecht- sche meisjes iseen wandeling zal doenzoo de regen het niet verhindert. Kijk wilt gij dit nu doen dan moet ik ten eer sten bescheid hebben, en dan most uw advertencie, dunkt mij nagenoeg in dezen smaak zijn Mens geeft uit en heeft alom verzonden Ge zangen van J. Bellamy; en hij zal eerlang eenige 1Gezanc/en t. pl. bi. 77, Gedichten (1S26) bl. 198.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 652