270
ken. De V aderlandsche Gezangen heeft Mens van mij voor otn
en bij de 17 st. per stuk; de Gezangen mijner Jeugd heeft Plaat
(te Haarlem) overgenomen. Hierbij een brief van de Waai,;
de Ultrajectinus 1)die er bij komt, zal ik op uw kamer leggen.
Onze Janus heeft evenwel eindelijk een plaats; dit heeft hij u
zekerlijk ook geschreven? De twee inleggende zult ge wel
eens ten eersten voor mij laten brengen Proostkaerel
In 't genoeglijk vooruitzicht, u haast te zien, teeken ik mij
Uwen JAN-vriend.
Aan Pillis, 12 Sept. uit Amsterdam:
Heden ben ik hier, na een lange en vertnoeyende reis, aan
gekomen. Saterdag avond 5 uur waren wij eerst aan de Willem
stad en gisteren middag half twaalf te Rotterdam. Ik reisde
aanstonds door, doch kon niet verder komen dan tot Leiden,
waar ik onder een hevigen stortregen aankwam, die mij tot
aan mijn logementgeheel aan de andere zijde der stadver
gezelde. Twee heeren, benevens den heer Hartman den neef
van i,e Grand, hebben van Delfshaven tot Amsteldam met mij
gereisd. Op het schip stelde ik mij zoo gerust aan schoon
ik zeer droefgeestig was wegens ons afscheid om geen spot
achtige aanmerkingen te doen geboren worden.
Aan denz., 16 Sept. van daar:
Dezen brief zal ik te A. achterlaten. Op de reis was het
mij het aangenaamste, 's avonds, als alles in rust was, op
het dek in eenzaamheid aan u te denken. De stille lucht
de heldre, zacht schijnende maan, alles vermeerderde mijne som
berheid. Ik zag in de geheele natuur niets dan uOnder
mijne reisgenooten was ook Naerebout; als ik trouwen zal,
zal hij de vlag laten waayen zegt hij want hij heeft zeer
veel voor mij over.
De patriottische versbundel, op dien naam uitgegeven.