279
Gisteren had ik pijn in de zij; nu is het beter; anders had
de Dr. mij doen aderlatenen hier ben ik juist niet voor. O
wat vervelen mij die drankeneen glas water is al mijn ver-
frissching. Ach, zoo gij wist, hoe zeer mij het hoofd doet!
Ik kan haast niet verdragen dat men over mijn kamer gaat
Ik zit ook meest alleendat ik verkies
P. S. Hebt gij de Historische Courant gelezen? Houd dat
voor u
Aan dez., Donderdag, 16 Febr.Weer maar vier woor
den, mijn eenigeWat hebt gij mij daar een onbedaarden
brief geschrevenDoe toch niets dan 't geen met de voorzich
tigheid, welvoeglijkheid, en ons geluk overeenkomstig is. Bedaar,
mijn Engel! God wil het zoo. Eergisteren is tusschen mijn
schouderbladen een Spaansche vlieg gelegddie gisteren avond
open gemaakt is en nog zeer sterk draagt. Ik ben nog dood-
lijk zwak en dat kan niet beterenwant mijn maag wil niets
inhouden. Het hoesten is somtijds wel iets minder, maar de
slijmen willen nog niet schieten. Eerlang hoop ik, zal er ver
andering komen. Bij eiken postdagzoo 't zijn kanschrijf ik
hoe ik ben. Vaarwel, mijn eenige! wees bedaard en bemin
toch
uwen Bellamy.
Groet mijn en uw moeder Ieder zendt mij verfrisschingen
kersen, barbarissen, china's appels, gelei, &c. Ik kan niet meer.
(Deze brief was slecht geschreven; doch de volgende is bijna
onleesbaar. v. Sonsb.)
Maandag, 20 Feb.: Maar vier regels, zoo ik nog zooveel
schrijven kan. Van daag, gisteren, en eergisteren gelaten. Heele
nachten verschrikkelijk hoesten, zonder dat er iets voor den dag
komt. De Dr. begrijpt niet, hoe ik het uithoü, en ik ook niet.
Spijs gebruik ik in den eigenlijken zin volstrekt niet. Ik ben
te zwak, dan dat ik mijne oogen ophef. En in geen drie post-