280
dagen hebt gij mij geschrevenFransje Zoudt gij den af-
gematten Bellamy vergeten? Zeg het eens aan miju moeder.
Fransje's antwoordVlissingen 26 February.
Ach, Bellamy! u mijn toestand te beschrijven, is mij on
mogelijk! Neen, dat gaat alle verbeelding te boven. Ik ben
als een vertwijfeld menschMet een bevend verlangen zag ik
uw brief tegemoet, mij vleyende, dat gij niet erger wezen zoudt;
maar, groote God! welk een tijding las ik! Ik meende te be
zwijken. Nooit ben ik in zulk een omstandigheid geweest
razendik kon niet tot bedaren komen. Het was alsof alles
voor mijne oogen wegzonk. Ik zond om Zandt.even even of
die miju smart verlichten zou. Hij was aangedaan en poogde
mij te troostenmaar dat zou eeuwig te vergeefs zijn. Hoe
is het met u? //Ach, God! Bellamy, hoe is het met u?"
Dat roep ik somtijds overluid, even of gij het hooren kondt.
Gij zoo gevaarlijk ziek, zoo zwak, en ik kan u niet zien!
Goede Hemeldat is meer dan ik dragen kan. Neenalle
toegang tot u is voor mij geslotenHolland toeanders
mijn dierbarezou ik kunnen besluiten naar u toe te komen
zoo gij het goed vondlgeen gevaren zouden mij te groot zijn
om bij u te wezen. Duizend levenszoo ik die te geven had
gaf ik voor uw gezondheid. Driemaal gelatengoede Hemel
Bellamy! Heeft de laatste lating u niet een weinig verlicht?
Zijt gij nog niets beter? Ach, dat eislijk hoesten, wat heeft
mij dat al lang ontrust's Nachts niet slapenniets eten
wat moet dat wordenVader der menschenU U is het
alleen bekend. Ik kan haast niet meer schrijven mijn tranen
verstikken mij dat duurt dagen en nachtenen het verlicht mij
niets. Duizend angsten verscheuren mijn ziel. Achmijn hoofd
Ik kan niet meerik ben afgemat van het schreyenmijn beenen
weigeren mij bijna te dragen; ik zie er uit, alsof ik lang ziek
geweest was. Ik kan niet eten's nachts niet slapen als eenige
oogenblikken. Owat rampzalige nachten zijn datMoeder
wilde al hebben, dat ik zou bedaard zijn, ik zou voor mijn