282 siddering zie ik een brief te gemoeten toch zou ik alles geven wat ik hebom van daag van u te booren. Ik bid umijn Bellamy zoo gij medelijden met mij hebt, laat mij dan alle postdag weten, hoe het met u is. Nu, mijn schat, God sterk uen uw bedroefde F. Baane, P. S. Bij achtnog geen post aanwat zal het zijn? Hemel! sterk mij ik kan niet meer. Bellamy's aan Fransje 27 Febr. MejuffrouwDe hartelijke vriendschapdie gij reeds lang voor Bellamy gevoed hebt, en dieu het meeste deel doet nemen in alle zijne lotgevallen, doet u natuurlijk verlangen naar een bericht omtrent den toestand van zijne ziekte waarover hij u op mijnen raad, de twee vorige postdagen geschreven heeft. Het is voornamelijk ook op mijne afrading, dat gij thans geen bericht van hem zelf ontvangt, 't geen hem veel moeite zou gekost hebben, en hem wegens zijne zwakheid zeer schadelijk zou geweest zijn; waarom ik, op zijn verzoek, heb op mij genomen, u daarover te schrijven. Dezelfde verkoudheid, die hij gedurende zijn verblijf te Vlis- singen reeds gehad heeftis hem aanhoudend bijgeblevende hoest van tijd tot tijd vermeerderd; en deze ongesteldheid is, gelijk meest altijdvan te weinig aanbelang geoordeeldom door diëet of geneesmiddelen tegen te gaan. 't Is ruim 14 dagen als de zieke mij verzocht van hem te komen zien; hij was toen reeds in een dag of 5 niet uit geweest. I.k vond hem door hevig hoesten vrij wat gefatigeerden de eetlust zeer ver minderd. De beste geneesmiddelen wierden vruchteloos gebruikt, en derzelver werking gedeeltelijk belet door vermoeyende brakin gen die aanleiding gaven tot eene vermeerderende zwakheid daar zij de noodige voeding van den lijder verhinderden. Het is die zwakheiddie hem belet van zelfs te schrijvenen schoon

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 668