283 dezen morgen en ook thans nog, de staat der ziekte volstrekt niet verergerd is, zouden nochtans bijkomende toevallen de zwa righeid kunnen vermeerderenwaarom ik u het geval liefst niet op het allergunstigst gemeld heb. Ik stel al te veel belang in den lijder, van niet, nevens u en allen, wien hij lief en waard is, hartelijk na eene gelukkige herstelling te verlangenGod hope ikzal ons hiermede ver blijden en u zulks te melden zoude mij de aangenaamste be zigheid zijn. Ik neme de vrijheid van mij in uw gunstig aandenken aan te bevelen, en noem mij, met alle hoogachting, mejuffrouw, uweled. dw. dienaar A. Harlingh. Utrecht, 27 Febr. 1786. P. S. Op 't oogenblik heb ik, met Df. IIömer in consult, den zieke weder bezochten niet erger gevonden. Dez. aan Beu,amy's moeder terzelfder tijd Mej. Ik heb op mij genomen van u eenig bericht te zenden omtrent de ziekte van uwen geliefden zoon, en dit des te ge- reeder, daar ik hem wegens zijne zwakheid het schrijven ten besten had afgeraden, 't Zou mij een bijzonder genoegen ge geven hebbenzoo ik u met eenige beterschap had kunnen ver blijden; maar daar de tusschenruimte van hier naar Ylissingen te groot is, om daaglijks tijding te kunnen zenden, heb ik beter geoordeeld van u onbewimpeld de tegenwoordige omstan digheid mede te deelen dan udoor gunstige berichten te veel te vleyen. Het is dan zeker, dat de ziekte sedert de laatste Postdag, wanneer Bellamy zelfs geschreven heeft, niet vermin derd is, maar de krachten van den lijder, zoo door 't aan houdend hoestenals door 't weinige voedseldat hij gebruikt heeftzeer zijn afgenomen't geen de rede isdat er zeker omstandigheden aanwezig zijndie de ziekte beginnen bedenke lijk te makenschoon ervan de andere zijdeook meer dan eene reden overig blijftdie veel hoop kan gevenzoo blijft

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 669