389 alles verloren. Voor mij is op deze wereld geen Bellamy meer, en al mijne vreugde is met mijn vriend begraven. Genoegen kan ik niet meer hebbenneenalles is en blijft mij zoo on verschillig nooitvrees ikzal ik anders worden. Maar, mijn Heer, waar houde ik u mede op? Doch ik spreek tegen een vriendtegen den vriend van mijn Bellamy. Met wien kan ik beter over hem praten Ik kan er niet van zwijgen. Het is al wat ik thans heb. Hoe dikwijls, mijn Heer, sprak hij van u! Van al zijn vrienden hoorde ik hem altoos u het meeste noemen. Gij zijt de eerste kennis geweestdie hij in Holland had; gij, mijn vriend, hebt mijn Bellamy van nabij gekend; gij waart zijn boezemvriend. Ach, mijn heer, laat ik dan over hem met u pratenMijn hart zou bersten als het zich somtijds niet eens ontlastte. Duizendmaal dank mijnheer, voor de mij gezonden Spectator J). Ja, mijn vriend, al had ik er niets van geweten, ik zou ook uit dit stukje mijn Bellamy gekend hebben. Hij had, ja, nog copie van dit werk; verscheiden stukjes, die daarvoor ge schikt warenheeft hij mij voorgelezen. Die Brief aan het einde s), o, mijnheer, die vinde ik overschoon. Behoef ik u wel te zeggen, dat hij mij stroomen van tranen gekost "heeft? Immers neen; al mijne aandoeningen zijn er weder door op gewekt, mijn wonde weder geheel opengescheurd; evenwel, hoe veel aangenaams ligt er voor mij inte ziendat mijn vriend recht gedaan wordt. Ach! kende ik den schrijver van dien brief, wist ik, wie die edele ziel, die ware vriend van mijn Bellamy is; ik zoude hem danken voor zijne liefde voor mijnen overledenen vriend. Hoe dierbaar, mijnheer, zijn mij de vrien den van Bellamy! Hij wordt gelasterd, o ja, dat geloof ik; dat was in zijn leven ook zoo; dit wist Bellamy, doch hier was hij boven verhevenhij en ik verachtten die lage zielen Van welken het tweede stukjen eerst na Bellamy's dood verschenen, en zeker dus in dat door Mens aan haar gezonden pakje" besloten was. 3) Over Bellamy {Aan mijne vriendin C. M. Bdoor A Archief IIP. dl. 3'. st. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 675