290 die zooals gij zegt nimmer in staat warenhem te ken nen. Wijmijnheer, hebben hem gekend. Ik heb hem teder, onuitsprekelijk bemind, en beminne hem nog even sterk als in zijn leven. Ach, en wie weet hoe groot zijne liefde nu voor mij is! Hoe hij aan mij denkt, voor mij bidt! Eens toch zal de tijd komen, dat ik eeuwig met hem vereenigd zal worden. Troostlijk denkbeeld! Dan zullen wij nimmer gescheiden, maar altoos bij malkander wezen. Welk een brief, mijnheer, schrijve ik aan u! Ik kan niet ophouden als ik van Bellamy praat. Vergeef mij mijn verward schriftik kon sinds lang niet op order iets zeggenmijn ziel en lichaam zijn thans niet gezondof het laatste wel immer in orde zal komen, hieraan twijfel ik zeer. Vaarwel, mijnheer, groet uw echtgenoot hartelijk van mij. Ik beveel mij in uw beider vriendschap. Denkt en kan het zijnschrijft somtijds eens aan Uwe bedroefde dienares en vriendin F Baane Vlissingenden 6 November (1786). Haar verdere eenvoudige levensloop is bekend; zij "bleef tot 1807 waarschijnlijk zoo lang haar moeder leefde te Vlissingenom van toen af op Zuidbeveland in 't liefelijk ge legen Capelle haar woonstee te vestigentot zij steeds haar Bei.i,amy herdenkende 1) den I7e" October 1867 te Goes overleed Hoe zeer zij daarbij zelfs vermijden moest, het verledene al te levendig voor haar geest te halen, zie uit haar schrijven van 1819, aan mevr. Kleyn- Ockerse Gede?ikzuilbl. 132.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 676