63 De inbrenger zou het in het midden doorsnijdenen de ééne helft aan den pandgever overhandigen de andere bewa ren tot op de lossing of den verkoopin welk laatste geval de briefjes van de verkochte panden, daags na den koopdag, aan den bankier moesten worden ter hand gesteld. Bij het Reglement van 1832 werd het getal der inbrengers op twee gebracht; zij vervielen geheel bij de invoering van de Verordening van 1854. De Leenbank als zoodanig schijnt, zoowel gedurende den revolutietijd, als onder het I'ransch bestuur en daarna, onaf gebroken te hebben voortbestaan; niettegenstaande in het 56e. der Algemeene beginselen van de Staatsregeling van 1798 ge zegd was//Alle zoo genaamde provinciale beleenbanken //worden nationaal verklaard. Het Vertegenwoordigend ligchaam //doet dezelve ten spoedigste brengen onder eene nationale be- //heering. Ook dit laatste wordt, binnen den kortst moge- //lijken tijd toegepast op de gewone plaatselijke beleenbanken." Ofschoon nu wel in een decreet van het Vertegenwoordigend ligchaamvan 24 Mei 1800, gezegd wordt, dat aan dit oogmerk het best voldaan zou wordenwanneer de plaatselijke beleenbanken niet voor een al te langen tijd werden verhuurd enz. heeft men, bij een besluit van het Staatsbewindvan 16 April 1802, verklaard, dat dit decreet //als een uitvloeisel //van het 56e artikel der Algem.eenen beginselen van de staats regeling (van 1798), welke door de tegenwoordige (van 1801) //vervangen is en mitsdien niet langer kon gerekend worden //van kracht te zijn," als vervallen moest worden beschouwd. Yan het brengen onder nationale beheering van provinciale en plaatselijke beleenbanken, is mij niets gebleken evenmin als van het ooit bestaan hebben van provinciale beleenbanken. Het zal daarmede gegaan zijn als met menig ander besluit van dien tijd, van welke zooveleu niet ten uitvoer zijn ge legd. Tijdens het I'ransch bestuur ressorteerde de bank van lee ning onder de administratie der publieke armgestichten (Com-

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 67