311
zinkend wat zeggen wij neen reddeloos armefonds meer
//te betalen."
De subsidien uit het gemeen fonds stelden de diakonie groo-
tendeels in staat om de burgerlijke armenzorg op zich te ne
men te declarereu dat zij bij weigering van de subsidiën
de door diakenen inttezamelen liefdegaven onder zich zullen
houden en daarvan alleen bedeelen de armen die van de ge-
reformeerde godsdienst zijn." (1795).
Ad e. In de oudste tijden ontbreekt ons liet noodige licht
om te constateren hoe de diakenen verkozen werden 't is ons
niet gelukt daaromtrent iets anders te vinden dan de volgende
vermeldingen: //op den 3 Juni 1584 sijn vergadert geweest als
armmeestersen de nieuwe ancomende van den 27 Meye
//bij de gemeente verhozen Bernardt van Duynen Jacob
Jansz. van Brest benevens: //op den 19 Juni 1588
zyn tot den dienst der diaconie naer voorgaende voorstelling
//ende verkiezynge der gemeynte naer costumen bevesticht d'eer-
//same personen Leyn Bauwensz. Scot, Mr. Jaspers Oude-
//jans en Jan Ceaysz Zeyi.maker."
Slechts dit is zeker dat er aanvankelijk maar vijf diakenen
waren en dat zij voor twee jaren werden gekozen. Dit blijkt
o, a. uit: //voor de jaren 1586 en 1587 zijn wettelyck tot
//diaconen vercoren J. P. Cock, M. Bouwensz. en P. van
Hecke den 8 Juni 1586."
In 1594 kwam er een zevende bij.
Over 't algemeen 't zij hier in transitu opgemerkt
kenmerken zich de eerste notulen van 1580 tot 1594 door
buitengewone kortheidja soberheid terwijl het schrift slechts
met moeite te ontcijferen en de spelling der woorden zeer ver
anderlijk is. Gelukkig weten wij echter van elders hoe de
diakenen benoemd werden.
In de Acta Synodalia van 1 Pebruari 1591 zien wij onder
artikel 22//De maniere der verkiesinge ende bevestinge van
de diaconen sal conform wesen der voorgaende maniere van