316 woordig moest zijn op de vergaderingen der diakenen. Dat er voor 1530 ook reeds een ontvanger was blijkt hier uitdat reeds op 12 April 1584 vermeld staat: '/Want sulc ttby andere ontvangers is gebruyck geweest/' De ontvanger ontving zekere bevelen van diakenen binnen zijnen werkkring. In de vroeger reeds besproken resolutie van 1 Januari 1780 zien wij dat er door den raad een definitieve ontvanger der armen benoemd is. Wij meenen alle reden te mogen hebben om aanteuemen dat dit altijd zoo geweest is omdat wij nergens zien gewag gemaakt van de aanstelling of optreding van een nieuwen ontvanger, terwijl daarentegen de verandering in het personeel der diakenen steeds wordt medegedeeldde benoe ming schijnt nooit van hen te hebben afgehangen en behoort dan uit den aard der zaak tot de competentie van den raad. Na de separatie der bedieningen werd door diakenen een hunner tot kassier benoemd en wel op verzoek van den burgemeester. (13 Juli 1767). 2) De pestmeester in het «tehuis werd door diakenen aange steld op last of onder goedkeuriug van den raad. 3) zal hebben te reguleren gelyck volght." De instructie zelve is echter niet ingeschreven. 22 December 1580. Pietek Meeusz. als rentmeester van den armen sal vermaent en nyetmin verbonden worden om op de ordinaire vergaderinge des Soudachts by de diaconen te verschynen." 3) Ons vermoeden is bewaarheid door 't geen wij later nog vonden in de notulen van 17 Juni 1669: Heeden zijn door ineerderheit van stemmen twe. perzoonen de magistraat voorgeste.lt om een van beyde tot seconde van den ontfanger te verkiezenen iets verderJan van den Bvssche is met een acte in de schoole gecomen waerby blykt dat hy is gemaeckt ontfanger van den armen van baljouw, burgemeesters en schepenen en raden der stad Vlissingen. 3) 22 October 1583 „en des sal hy van de stadt ontfangen per maant ses pont tien scelling also syn aaunemiughe door last van burgemeester gesciet is 23 Maart 1584: Mr Lucas verzocht hebben besceyt van syn dienst; is uitgestelt om mynheeren antwoort te hebben ten eerste en verleyt te conti- mieren op syn voorgaende dienst nog voor een maenfc."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 702