322
deniu overleg met gecommitteerden van hun Ed. Agtbare.
Dat de raad eindelijk besliste over het al of niet verdeelen
van het gemeen armenfonds zagen wij reeds vroeger.
Het meest interressant echter voor de kwestie van het beheer
is de wijze waarop rekening en verantwoording werd gedaan.
Het eerste wat hier te vermelden valt is dat, toen in 1642
de ontvanger de diakenen waarschuwde dat hij niet meer voor
de armen betalen konhij rekening deed voor het college
van diaconen als ook aan de gecommitteerden van de inagi-
straet.
Sedert het jaar 1708 vinden wij geregeld ieder jaar terug
ongeveer de volgende vermelding. //Heden worden gecommit-
teert den gewezenen preses met zijnen maat om uyt de Edele
achtbare magistraat dezer stadt gecommitteerde te verzoecken
om de aanstaande te doene rekeninge van den armen deser
stadt by te woonen." Van die mededeelingen verdient er
eene onze bijzondere aandacht omdat zij een punt beslist van
veel belang voor de kwestievan welken aard de verantwoor
ding was, die diakeuen hadden afteleggen.
Uit hetgeen wij onder 14 Augustus 17 20 vinden aangetee-
kend blijkt met even zoovele woorden dat de rekening niet
maar werd gedaan ten overstaan van maar aan den raad der
stad den gewezen presis en zijn maat hebben aan de verga-
deringe gerapporteerd dat zy aan haar Ed. Agt'o. hebben ver-
zocht een dag gesteld te worden dat de aanstaande gewone-
//lyke jaarlykse rekeninge van den (armen) moesten worden ge-
daan ende ook heeren commissarissen verzogt om over de
rekeninge te vaceeren te anhooren opnemen en sluyten." x)
Uit de rekenplichtigheid vau de voogden jegens de burgerlijke overheid
heeft men op zichzelve reeds geconcludeerd dat de magistraat het gasthuis
regelde en bestuurde.
Deze gevolgtrekking werd niet bestreden door den advocaat-generaal bij den
Hoogen raaddoch door hem werd gewezen op het gioote verschil of er aan
dan wel ten overstaan vau iemand rekening wordt gedaan. „(Zie de hehande-