330
diakoneii blijkt, duidelijk uit het reeds vroeger aangehaalde
art. 21 der Acta Syn. van 1591 uit cap. III art. 1 in
fine der Acta Syn. van 1620en uit cap. II art I der
Acta Syn. van 1638: maer wanneer de middelen van de
"plaetsesr armen met die van de diaconie zyn gecombineerd.'''
6°. Artikel 1 van het reglement voor de stadschool van
1713 luidt aldus: //Ter deser school sullen toegelaten worden
de kinderen van de soodanige die door de geheele stad van
de diaconie onderhouden worden op het vertoog van een biljet
geteykent door een van de regeerende diaconen alsmede de
kinderen van de onvermogende borgerydie evenwel van de
//diaconie niet onderhouden worden, om het schoolgeld te conn en
betalen op het vertoon van een biljetgeteykent door een van
de kerkelijke scholarcheu in den tijt synde mits dat yder van
die kinderen den ouderdom van ses jaren bereykt sal hebben.'"
Hier wordt dus met even zoovele woorden gezegd dat de
stad de armen onderhield en dat de diakonie zich met de zorg
daarvoor belastte. De Nederduitsche diakonie onderhield met
de toelagen van de stad en met haar eigen fondsen alle armen die
niet behoorden tot een andere kerkelijke gemeente welke in staat
was haar eigen armen te onderhoudenBewijs hiervoor vinden wij
nog in eeue resolutie van 2 April 1768 genomen op rapport van
commissarissen van het armen fonds Ten anderen dat belan-
//gende het geven van alimentatie aan verarmde ledematen van
de Luthersche gemeentenademaal die van de Augsburgsche
//confessie hunne vrije godsdienstoefening niet alleen maar een
annueele gratificatie van hunne Ed. Agtb. genieten broede-
ren diakenen zoodanige verzoekens om onderstand gerustelijk
aan den Luthersen kerkenraad mogen renvoijeeren." De grond
waarop de Lutherschen meenden hun armen te kunnen verwij
zen naar het gemeene fonds wasnadien hunnen ontfang
alleen bestaat uit de busse daar zij het supplement voor
hunnen leeraar en andere kosten uit moeten vinden en geene
//collecten gelijk die van de Wulsche en Engelsche gemeente
//viermaal 's jaars hebben tot Soutain der noodlijdende onder