865 De weezen die door de diakonie gealimenteerd werden had den vrijheid den godsdienst te belijden dien zij verkozen. Maar al werden al de weezen in den hervormden godsdienst opgevoeddit duidt nog niet aan dat het weeshuis een ker kelijk gesticht was, want in het gesticht moesten worden opge nomen de kinderen van alle gezindheden. 2) Dat in de periode van 1767 tot 1795 de diakonie het burgerlijk karakter is blijven behouden blijkt uit de erkente- tenis van diakenen zelve in een request aan den kerkenraad. 3) Voor het burgerlijk karakter der armenzorg is van groot ge wicht de resolutie van den raad van 28 Mei 1768 waarbij van alle vreemde personen die zich in Vlissingen willen neer zetten zal gevorderd worden een acte van cautie van den ar men van de plaats daar zij van daan gekomen zijn, voorden tijd van een jaar en zes weken bij gebreke van welke bur gemeester en schepenen hen zullen kunnen uitzetten of toela ten naar stand van zaken. liet spraakgebruik is met dat burgerlijk karakter geheel in overeenstemming. Haast op iedere pagina zien wij vermeld diakenen der stad Vlisslvgen armen van Coudekercke enz. kei' ouders door de diakeuen waren gealimenteerd hoewel geen burgers zijnde hadden zij de ouders niet gealimenteerd dan zouden zij ook met de kinders niets te maken hebben gehad. Dikwijls schijnen de diakenen niet er op gelet te hebben of de gealimen- teerden werkelijk burgers waren in strijd met de resolutiën van 20 Februari 1767 gelijk zij zeiven erkennen (11 Januari 1772). b 6 Juli 1795 „Is goed gevonden, de 5 weeskinderen welke Roomsch I, zijn aftevragen of zij met hun volle zin en genoegen bij den roomscheu „godsdienst willen blijven of tot den gereform. godsdienst terugkeeren." SJ Art. 16 van 't reglement v. 21 Februari '67. 3) Dit request handelde over de gevolgen die de ordonnantie van 26 De cember 1795 zou hebben: „thans nu wij van alle zorg over den gemeenen armen (staenj omslagen (te worden) en (ons alleen zullen) moeten bezig hou- „deu met de belaugens van den Nederd. Geref. armen alleen;" en iets verder: „Wanneer wij onlangs bezwaren hadden toen wij nog aangemerkt wierden als meer met het Publiek bestuur te dien hebbende."

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 721