345 BlJl,age I. Het algemeen plakkaat van 7 October 1531 bleef gelden tot kort na de Unie van Utrecht 29 Januari 1579 J). Op 21 Juli 1583 werd een nieuw algemeen plakkaat uitgevaardigd zoo ook '25 Juni 1649 (art. 1, 4, 5), 1 April 1738 (art. 11), 22 April 1751. Voor de Generaliteits landen had men eene Resolutie van 7 September 1731, (12 Eebruari 1734), (28 October 1763), benevens een Reglement op het onderhouden de alimentatie van arme en behoeftige personen van 19 Octo ber 1792. (Cf. Luttenberg p. 9 p. 49). Volgens dit Re glement werd men als men ergens recht op onderstand had gehadna verloop van een jaar en zes weken geacht niet meer te behooren tot de plaats van waar men zonder acte van in demniteit vertrokken was zoodat die plaats van het onderhoud af was 2). Art. 4 van het algemeen Plakkaat van 1649 luidde: Ordonnerende oock dat elcke stadt dorpe of parochie syne armen onderhoude uyt het innekomen van de goederen van ii Caritaten ende Tafelen der armen sooverre als 'tzelve strecken //sal kunnen. Ende 't geene sal mogen ghebreecken dat de //wethouders 'tzelve vinden ten laste van de gemeene inwoon- ders enz." Buiten deze plakkaten van algemeenen aard had men nog tallooze plakkaten en resolutien waarin sommige punten om trent de armenverzorging werden behandeld. Zoo is er een aanzienlijk getal plakkaten en resolutien dat het testeren aan gestichten enz, beperkt en reglementeert. Als voorbeeld nemen Merkwaardig voor ons doel zijn art. 11 12 15. 2) Geen staddorp of heerlijkheid was verplicht iemand toe te laten als hij niet zekere som gelds kon vertoonen of een acte van indemniteit uit zijn geboorteplaats of plaats van laatste inwoning kon overleggen. Zoodanige acte kon echter „na verloop van jaar en dag" niet meer worden gevergd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 731