73
omdat het Oude-mannenhuis den taux op de rouwmantels aan
de Leenbank had afgestaan welke belasting ten behoeve van
het eerste geheven werd, en waarin nu de laatste eene ge
deeltelijke vergoeding kreeg voor het gemis aan intrest van de
geleende gelden. De vermelde schuld van 11,273 10 is
tot in 1738 tot hetzelfde bedrag in de balansen van de bank
geboekt geworden maar toen van dezer rekening op die van
de Stad overgeschreven omdat ermet bet oog op de finan-
tiën Van het Oude-mannenhuis //geen apparentie was van ooit
//die schuld te kunnen afleggen." Zoo nu ook al de Leen
bank liet kapitaal aan genoemd gesticht verstrekt niet verloor,
daar zij de stad als debiteur er voor in de plaats kreegis
toch het gemis van intrest gedurende zoovele jaren als een
zuiver verlies te beschouwenvermits de bank geen eigen
kapitaal bezat, en dus ook geene gelden kon uitleenen zon
der die zelve bij anderen tegen intrest op te nemen.
Ook de diaconie bracht der Leenbank verliezen toe. Bij
eene resolutie van wet en raad van 2 Januari 1658 werd aan
eerstgenoemde de intrest kwijt gescholden van 2000 welke
haar //eenige jaren te voren" door de Leenbank waren verstrekt.
Wanneer men dat alles nagaat, dan wekt het bevreemding
dat het te kort op 31 December 1671 niet meer bedroeg dan
18,984, welk cijfer de balans over dat jaar aanwees; of
dan 10,6S5, die in de balans van 23 April 1676 als tekort
gebracht werden. De oplossing is te vinden in de weinig
juiste opmaking van de balansen in welke de onverhaalbare
schuldenvele jaren achteréénvoortdurend als debiteuren
prijkten in plaats dat men deze van lieverlede van het debet
der balans afschreef, zoo als had behooren te geschieden. Die
balans gaf daardoor steeds een grooter cijfer van winst, of
een kleiner cijfer van verlies aan, dan het geval zou geweest
zijnwanneer men de schuldenvan welke geen verhaal was
als verlies had afgeschreven. Eerst op liet Grootboek van 1682
komt een hoofd van rekening voor, van oude uitstaande en
insolvente schulden, waarvan naar apparentie niet ofte weinig