78 zamenlijk zouden overleggen als in het voorstel van burge meester Le Sage bedoeld was. De Commissarissen van de Leenbank waren echter niet zeer grif met het geven van in lichtingen; zij verscholen zich achter hun eed van geheimhou ding 1)waarover de gecommitteerden van den geïnteresseerden zich bij den Raad beklaagden, verzoekende dat Commissarissen van de Leenbank zouden geautoriseerd worden hen bekend te maken hoe zij het in de Leenbank gevonden haddenvan alles opening te doen en dat zij van den eed van secretesse zouden worden ontslagenvoorts aan hen vrij acces te verlee- nen tot alle boekencharters en papieren de bank betreffende ook tot de rekeningen in der tijd, sedert 1636 tot dusverre wegens hun bewind en administratie gedaan. Men besloot dit verzoek in handen te stellen van Commissarissenen //adjointen,11 om met de supplianten in besogne te treden en voorstellen tot accommodatie te doeninzonderheid om de kapitalen in lijfrenten te veranderenen voorts opening te doen van de stand der zaken van de Leenbank. Doch er scheen nog eene nadere uitdrukkelijke autorisatie voor Commissarissen noodig, eer deze aan dit laatste bevel voldeden; zij werd den 23 No vember verleend, op de klacht door de gecommitteerden van de geïnteresseerden ingebrachtdat Commissarissen van de Leenbank bleven difficulteeren opening te doen van den stand dier bank. Deze gecommitteerden waren intusschen niet gemakkelijk te voldoen waarschijnlijk hadden zij goede redenen daarvoor. Toen de bewindhebbers van de West-Inclische compagniebij interlocutoir vonnis van 18 Juli 1673 door de Schepensbank veroordeeld tot het consigneeren van f 14000, aangeboden hadden om deze som, in plaats van die te consigneeren, Als men in de bank van leeuing tot Middelburg alles op het hey- melijkste behandeldewas de bankeroet uaast op de hielen." Wat oud en wat nieuwsofte zedigk onderzoeck van het huys-houden der oude en nieuwe regering in Zeelandt, Midd. 1707, bl. 13,

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 82