DE AFDAMMING VAN HET SLOE.
P. J. NEYT.
I.
De vroegere toestand van het Sloe,
in het algemeen.
Het Sloe is het overblijfsel van den uitgestrekten waterplas,
die in de XIIIe eeuw tusschen de eilanden WalcherenBor-
sele, Zuid-Beveland en Wolphaartsdijk bestond. Op een gedeelte
van dezen plas de Lemmer geheetenen gelegen tusschen Oud-
Arnemuiden en Wolphaartsdijk, vereenigde zich destijds de
Swakede Zuidvliet, het Yeergat en de Arne, terwijl in den
plas zelf eenige diepe vaargeulen stroomden. Een dezer, later
bekend onder den naam van Arnemuidsche vaart en kanaal van
Welsinge, liep onder den Walcherschen kant, langs het tegen
woordig dorp Nieuwland en was een voortreffelijke waterweg
van de Hont naar Arnemuiden, dat in 1288 eene bloeijende
koopstad was. Een andere geul, de Loo-Yve, stroomde in
Zuid-Beveland waar nu de Nieuwe Kraaijertpolder ligt en diende
als vaarwater van Arnemuiden en Middelburg naar Antwerpen,
Tusschen deze geulen lag het Sloe, waarvan echter, voor
zoover mij bekend is, eerst in 1488 melding wordt gemaakt,
als van den wegwaarlangs Erans van Brederode met zijne
Archief IIIe. d., 2e. st. X
ZAKELIJKE INHOUD VAN EENE VOORLEZING GEHOUDEN IN HET
ZEEUWSCH GENOOTSCHAP DER WETENSCHAPPEN,
DEN 5 FBBEUAEIJ 1873,
DOOR
(Zie de hierachter gevoegde teekening.)