20 stond op die plaats 8 M. water. Bij nader onderzoek bleek het middengedeelte, ter lengte van 40 M. afgescheurd te zijn en onder water steil overeind te staan. Dit middenvak scheurde door den ebstroom weldra in tweeënmaar sloeg neer toen de vloed inviel. Wèl overlegde beballasting bevorderde deze be weging en had ten gevolgedat ook dit gedeelte van het stuk behoorlijk aan den grond kwam, zooals door peilingen en uit boeijen bleek. Ook hier heeft dus de ondervinding geleerd dat de zinking van zeer lange stukken, al is die aan een bekwaam aannemer toevertrouwd, weinig kans van welslagen heeft. Op de grondbezinkiDg is binnen het profil van den rijzen dam, en dus deel daarvan uitmakende, een tweede laag stuk ken gezonken, opdat mogelijk minder volkomen bedekte plaat sen van den bodem te beter verzekerd zouden worden. Daarna is het opzinken van den rijzen dam van de oevers naar het midden, en van beneden naar boven, zóó krachtig voortgezet, dat de kruin den 14den Junij bij laag water, over de geheele breedte van het voormalig vaarwater boven kwam. Toen is het Sloe voor het eerst te voet gepasseerd. Geen der zinkstukken van den rijzen dam is mislukt, door den hevigen stroom zijn echter herhaaldelijk schaden beloopen. Den 5den Mei, kwam in het felst van den vloed, het zeeëind van een der stukken naar boven, scheurde af, en dreef de Zandkreek in alwaar het in den omtrek van Oats strandde. Tijdens de eb van 238ten Mei kwam een gedeelte zinkstuk boven waterhet is echter dadelijk met steen bezwaard en aldus behouden. Ook den lsten Junij ligtte een zinkstuk, wegens den feilen ebstroom. Het water daalde dien dag zeer laag, zoodat men gelegenheid had, de schade behoorlijk in den drooge te her stellen. Niet alleen in dit stuk, maar ook op andere hier en daar droog vallende plaatsen van den rijzendam zijn toen, ter bevestiging der gezonken lagen onderling, in navolging van hetgeen wijlen den heer Caland aanbeval, slieten en sparren ingeheid. 21 In een der moeijelijkste tijdperken der afdamming ontstond onder de kleivletters eene finale werkstaking, welke drie dagen aanhield, zonder de minste wanorde onder de overige arbeiders te veroorzaken, en door toezegging van eene geringe vrachts- verhooging eindigde; hoofdzakelijk omdat; de vletters zagen, dat ook zonder schorkloetenalleen met steen, zeer goed gezonken kon worden. Reeds in het begin van Junij dus vóór het Sloe tot laag- water afgedamd was begon men op de kruin van den rijzendam, zoover deze op laagwater bloot kwam, aan beide oevers een pakwerk te maken, (een uit rijshout, klei en steen bestaand dijkje) van 11 M. aanlegbreedte. Zoodra het Sloe tot laagwater was afgedamd, is dit pakwerk zoowel aan de Walchersche als aan de Zuidbevelandsche zijde verlengdlaags gewijze van de boorden naar het middende hoogere ge deelten aan de oeversmet trappen op de lagere in het voormalig vaarwater afgaande. Er werd nooit meer aangelegd dan met zekerheid voor den eerstvolgenden vloed kon gereed komen. Naannate het pakwerk vorderde is op het noordelijk gedeelte van zijn kruin eene kleikade opgeworpen, reikende tot bijna 2 M. boven hoogwaterpeil. Op den 12den Julij verkreeg het laagste punt van het pakwerk de hoogte van gierstroomsvloed. Yoor het eerst hield toen alle watertoevoer uit de Wester- Schelde naar de Zuidvliet op. Daags te voren passeerde ten tijde van hoogwater, hoewel niet zonder gevaar, nog een ledig tjalkschip in de rigting van Ylissingen naar Yeere. Door de reeds gemaakte gedeelten kleikade te verbinden verkreeg men, weinige dagen na de sluiting, in het vaarwater eene doorgaande keering ter hoogte van zomerstormvloeden. Men heeft bij de afdamming van het Sloe met stroomsnel- heden van meer dan 3,5 M. in de seconde en overstortingen van meer dan 1 M. te doen gehad. Indrukwekkend was het te zien, hoe in het begin van Julij, de wel zeer beperkte maar op hoogwater toch nog meer dan 140 M. breede Sloestroom met circa 1 M. yerval over de afdammingswerken stortte.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 265