123
het is opmerkelijk, dat de Eremery, wanneer hij in zijne laatste
verhandeling (1840) een hoorn van Bos prisons beschrijft, die te
Deventer werd bewaard, wel den omtrek en delengte, opgeeft,
maar niet de middellijnen aan wier kennis hij zooveel waarde
hechtte in de eerste verhandeling. Het is alsof de Eremery
zelf met zijne benamingen in den war is geraakt.
Ik neem daarom de vrijheid aan hendie deze mededeeling
mogten lezen en in de onderhavige zaak belang mogten stellen
andere benamingen aan de hand te doen op auatomischen grond
slag gebaseerd. Wat Meyer breedte noemt, en de Eremery
dus hoogtezou ik willen noemen orbito-occipitale middellijn
en de vertikaal daarop staande de vertici-basale Door veran
derde positie der hoornen kan de vertici-basale eeue vertici-
laterale worden doch zij blijft steeds loodrecht, staan op de
orbito-occipitale; men zou ook de laatste sagittale, de eerste fron
tale doorsnede kunnen noemen, doch de benamingen zouden alleen
de beknoptheid voor hebben. Het spreekt van zelfs, dat men
de middellijnen meten moet vertikaal op de as van den hoorn.
De hoornen van het Zeeuwsche rund komen behalve in
de zeer veranderlijke kromming en rigting met den opge-
vischten overeen. De rigting is zelden zijdelingsgewoonlijk
meer naar voren. De orbito-occipitale as is steeds grooter dan
de vertici-basale of frontale
Uit al het aangevoerde blijkt dusdat de hoorn in ge
daante overeenkomt met die van Doesburgwelke men aan
priscus toeschrijft en wier respective diameters mij gebleken zijn
te bedragen 116 en 100 c. m., doch dat de diameters alleen
nog eerder zouden wijzen op primigeniusen dat dus de zaak
niet te beslissen is door gemis aan schedel.
De Bos priscus met zijn hoog voorhoofd wordt gehouden
voor den stamvader van de Europesche bisons Bos bona-
sus dat is van die vrij woeste dierendie nog op den
Kaukasus en het Himelaya gebergte schijnen te leven en waar
van in Europa de laatste honderdtallen door de zorg der Rus
sische regering bewaard worden in een Poolsch woud In het