4 Gand 1842van welks tweede deel Polders et wateringues zijn zoon G. Wolters in 1869 eene derde, meer volledige uitgaaf bezorgdeloopende tot 1869. Dat dit deel van mijn Repertorium met 1781 eindigt heeft zijn grond hierindat mij voor de latere jaren geen andere bronnen ten dienst stonden dan het evengenoemd werk van Wouters, die daarin al hetgeen na dien tijd betrekkelijk het dijkwezen in Vlaanderentijdens de Eransche overheersching en later, verordend is geworden, heeft uitgegeven. Het eenige doel van mijn arbeid was de bronnen aan te gevenwelker raadpleging onontbeerlijk is voor hem die eene geschiedenis van het Zeeuwsch dijkwezenof van het onderdeel daarvan het Zeenwscli dijkrecht zou willen schrijven. Het is een nagenoeg nog niet ontgonnen veld, welks bearbeiding rijke en veelzins verrassende vruchten kan afwerpeneven aange naam voor den bewerker, als leerzaam voor hen wien de Grond wet de wetgevende macht in dijk- en polderzaken heeft toever trouwd en voor allen die in dit voor ons land zoo belangrijk deel van de geschiedenis en van de rechtswetenschap belang stellen. Zeer vele der aangegeven bescheiden, vooral betrekkelijk Zeeuwsch-Vlaanderen zijn in de aangehaalde Charterboeken enz. volledig uitgegeven; ik heb ze met een aaangeduid. Andere zijn zóó uitvoerig geanalyseerd vooral in het onschat baar werk van van Lokeren dat de inhoud er van voldoende kan gekend worden, zonder nader onderzoek in de archieven zeiven

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 12