153 westen gekeerd. Spoedig was de straat schoon geveegd en de passage vrij. Op den 3™ September lichtte men het anker en vol moed nu kaap Tabin spoedig te zullen bereiken voer men straat Nassau uit en de Tartarischezee binnen. Aanvan kelijk scheen alles goed te zullen gaan. Bij eene diepte van 110 vademen zag men slechts open water voor zich, waarin reusachtige walrussen plasten. Doch nauwlijks hadden ze twee a drie mijlen in O. N. O. richting in de Nieuwe Noordzee" afgelegd of ze stieten weer op eene massa dicht opeengepakt drijfijsterwijl een dikke mist het gevaarlijke der vaart nog vermeerderde. Men was derhalve weer genoodzaakt, eene vei lige ligplaats op te zoeken en deze werd hun aangeboden door liet. Staten-eiland (Massnoi Ostrow vleescheiland der Russen)waar ook de expeditie van het voorgaande jaar bij eene dergelijke gelegenheid eene toevlucht had gevonden. En gelukkig juist bij tijds wierpen ze het anker uit; want plotse ling stak een hevige storm op uit het noordwesten die ook den 4en aanhield de ijsbergen en ijsschotsen van alle kanten opjoeg en hen daardoor zoodanig inslootdat ze nergens open water konden zien. Men bleef hier tot den 9en September. De 6e September kenmerkte zich door een' geduchten strijd tegen een' ijsbeerden eenigen waarvan op dezen tocht mel ding wordt gemaakt. Men vindt op het Staten-eiland vele bergkristallen die door hun'' glans eenigszins gelijken op gesle pen diamanten. Eenige bootsgezellen waren aan land gegaan om van die kristallen te zoeken. Plotseling kwam er een ijsbeer op hen afdie een der matrozen van het schip van Lambeet Oom van achteren bij zijn hoofd greep en hem dood drukte, 't Scheepsvolk van Wit/lem Baeends snelde toe om hun'' makker te ontzetten. Doch hoe groot hun aantal ook was, ze konden het beest slechts met moeite meester worden, In den verwoeden strijd kwam nog een tweede matroos om het leven. Beide lijken werden den volgenden dag op het Staten-eiland begraven. Den 7e" September werd er op het admiraalschip de Griffioen scheepsraad belegd. Alle //schippers ende stuerluydenvan de

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 163