78 4. Ik onderstel dat de steenenop welke de opschriften en beeltenissen der Nehalennia gevonden worden, uit verscheidene gedrukte boeken genoeg bekend zijn, Onder anderen kan men deze vinden bij Vkedius in Hist. Comit. Flandriae en in de Walchersche Arcadia öakgon. Uit deze schrijvers kan men ook zien dat de eerste ontdekking dezer oudheden gedaan is in het jaar 1647, op het strand bij Domburg, in het eiland Walcherennadat door een sterken oostenwind een gedeelte der duinen verstoven waren en de zee lager dan gewoonlijk afgeloopen was. Men wildat hier omstreeks een tempel gestaan heeftwaarin de beelden of steenen zijn geplaatst geweest en dat deze door de overstuiving van zee en duinen op eenmaal zijn bedekt gewor den. Ik zal het gevoelen over dien tempel niet tegenspreken want ofschoon Tacitus verhaaltdat de Germanen hunne godheden tusschen geen muren besluiten maar in wouden en bosschen vereerenschijnt het echterdat men naderhand van die gewoonte is afgegaan zoowel als van hetgeen hij er bijvoegtdat zij hunne goden in geen menschelijke gedaante afbeelden Het komt ten minste niet onwaarschijnlijk voor, dat deze steenen penningen en stukken tot den offerdienst behoorende in een tempel of ander gebouw van algemeen ge bruik zuilen geplaatst geweest zijn en dewijl dit alles niet ver van elkander gevonden is schijnt het ook waar te zijn dat alles op eenmaal door zee en zand is ingezwolgen. 5. Maar wie mag toch dien tempel gestigt hebben en aan welk volk zal men den dienst der Nehalennia toekennen De heer Gaiigon kan niet gelooveu dat het de Gothen geweest De mor. Germ. O 9.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 190