182 8. Het schijnt in den eersten opslag vreemd dat men uit de Schelde in den Rijn gekomen is maar men gelieve op te mer ken dat de ouden de uitwateringen van de Schelde altijd onder die van den Rijn hebben gerekend terwijl zij meenden dat de Schelde zich in de Maas uitstortte en dus schreven zij de Zeeuwsche eilanden ook toe aan de Rijnmonden Julius Caesar verhaaltdat de Rijn nabij den Oceaan komende zich in ver scheidene takken uitbreidende vele en groote eilanden maakte welke door wilde en woeste natiën bewoond werden en elders 2) zegt hij duidelijkdat de Schelde in de Maas vloeitwaar door men verstaan moet het Kanaal thans voorbij de stad Tholen onder den naam van Eendragtloopende, 't geen oudtijds zeer wijd moet geweest zijngelijk te besluiten is uit de polders zoo aan de Brabandsche als Zeeuwsche zijde gelegen welke allen uit die rivier zijn ingedijkt Dit kanaal dan was de eigentlijke Schelde en de stroom dien wij nu de Hont- of Westersclelde noemenwas op verre na niet zoo aanzienlijk als tegenwoordig maar is waarschijnlijk zoo door inbraken van de zee als door het verloopen van den stroom zoo gedugt geworden. 9. De stroom dandie thans bekend is onder den naam van Ooslerschelde loopende tusschen Walcheren en Schouwen, (want Noordbeveland is van latere bedijking) isnaar mijn begrip de vaart der Romeinen geweest uit den Oceaan naar den Rijn of eigentlijk naar het Helium en mij dunkt, dat de volgende redenen deze gedagte aannemelijk zullen maken. op hetzelfde uitkomt, dat 8 stadiën een mittiare Romanumd. i. één vierde van eene Duitsche mijluitmaken dan zullen de negenhonderd stadiën afstand van Brittanniën tot het strand, alwaar Juliaan zijne vloot uitzond, omtrent acht en twintig Duitsche mijlen hebhen bedragen. Een ieder kan nu narekenen, of dit niet de afstand is tusschen de Zeeu\V9che eilanden en Brittanniën. De hello Gall. L. 5. Ibid. L. 6.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 194