187 namelijk: n Een gedeelte der Suev en offert aan Isis; ik heb even- n wel niet kunnen ontdekken, welke de reden en oorsprong waren n van dezen vreemden dienstals alleendat het teeken waar- onder men haar vereerdede gedaante van een schip had 't geen aanduidtdat die dienst van buiten was aangebragtE Bijaldien Tacitus geen ander bewijs heeft voor zijne ge dachten dat de godheid der Suevenn de Isis" was wil het niet veel zeggen, even weinig als de korf met vruchten der Nehalennia haar tot Ceresof de jagthond tot Diana maken. De geleerde bisschop W ar burton zag het kreupele van het bewijs van Tacitus, maar vol zijnde van zijne Egyptische beeld spraak meende hij dat de Isis door de Pheniciërs in Ger- manië was gebragt en dat men door het schip of de galei den Bestuurder van het Heelal had willen afbeeldeugelijk in het Calendarium rustieumbij Gkuterus een Egyptische heilige dag gevonden wordt onder den naam van Isidis navigiumwaar van men de plegtigheid kan zien bij Apulejus. Maar wij behoeven m. i. zoo hoog niet te klimmen om de reden te vinden waarom men de Nehalennia als een schip of gedeelte van een schip afbeeldde en wij zullen straks ziendat zulks heeft kunnen geschieden zouder de kundigheid van de hiëroglyphische wetenschap der Egyptenaren. 15. Eindelijkwaarom toch zou de godheid van dit gedeelte der Sueven eene Egyptische Isis moeten zijndaar Tacitus zelfs op eene andere plaats verhaalt2) dat de geheele natie der Sueven, welke hooger in Duitschland woonde, eene godheid vereerdewelke zij in het algemeen Hert hade aarde moe der noemdewaarvan hij den dienst in het breede beschrijft. Heette dan de godheid van de oorspronkelijke natie de aarde dan is het niet te vermoeden dat een klein gedeelte derzelve Goddelijke zending van Mozes 3e. stuk pag. 97. 2; Be mor. Germ. C. 40.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 199