6 wone vloeden uitstaken De meer drassige streken in het zuiden van Scherpenisse en in het zuidoosten van Westkerke waren gedeeltelijk met struiken en zoutwaterplanten begroeiddie aan het daarop weidende vee een karig voeder verschaften. Alleen de hooge gedeelten waren bebouwd dochniet door dijken of dammen tegen den vloed beschutwerden ook deze nog van tijd tot tijd onder de opgestuwde wateren bedolven. Plinius die ons eenige berigten aangaande deze gewesten heeft achter gelaten schrijft, dat de bewoners heuvelen of //kleine bergen," met handen gemaakt en met zoden gedektbezaten en dat deze strekten tot toevlugt bij overstrooming van hun erf J). Ook hier waren dergelijke kunstmatige hoogten opgeworpen. Eéne van deze ging reeds bij de overstrooming van //den Loohoek" verloreneene andere langs den Langewegwerd eerst over eenige jaren geslecht, en alleen //de Westkerksche berg" is nog altijd ais een oude getuige van de zeer vroege bewoning van deze streken aanwezig. Dat deze vliedbergen vóór de bedijking dezer gronden zijn opgeworpen, lijdt geenen twijfel. De grondslag toch rond den voet dezer heuvels draagt nergens eenige sporen van vergra ving hetgeen wel degelijk het geval zou moeten zijn, indien het zeewater later geen min of meer geregelden toegang daar toe had gehad. Ook stemt de grondsoort, waaruit zij bestaan, geenszins overeen met die van den polder, maar komt daar entegen overeen met diewelke op zekere diepte beneden de oppervlakte wordt aangetroffen. De tijdwaarin de eerst bewoonde gedeelten met dijken zijn omtogen ligt geheel in het duister; volgens een' onzer kro- nijkschrijvers zou dit evenwel reeds in het midden der 9e eeuw zijn geschied Het is mogelijk, dat reeds toen deze gronden voor immer aan de zee werden onttrokken doch zekere berigten bezitten wij desaangaande niet. Uit de gesteldheid van den Smallegange Zeeuwsche kronijlcblz. 43. 3) Reigersbekg, Kromjk van Zeelandblz. 24.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 10