104 geene van Borssei.e's maar van Overbordene's zijn geweest. Maar al bezitten wij nopens den tijd der indijking geen zeker berigtook deze gronden fluisteren de geheimzinnige taal van een lang verleden. Het is zelfs na te gaan, dat de inpoldering daarvan reeds in de lle of in het begin der 12e eeuw moet hebben plaats gehad: vooral de zoogenaamde derrievelden" en de strook weiland in en langs de voormalige Gorlingetoo- nen zulks duidelijk aan. Al de afzonderlijke indijkingenwaaruit de polder van lie verlede is ontstaan zijn niet meer met genoegzame zekerheid terug te geven en vandaar dat ook deze dijkage terstond in haren ganschen omvang voor ons te voorschijn treedt. Alleen van de westelijke en tevens laatste aanwinst die in den polder is opgenomenkunnen de grenzen nog naauwkeurig worden bepaald. De gesteldheid der gronden vóór de inpoldering zou daarentegen nog wel kunnen worden voorgesteld. De eertijds daarin gelegen hebbende vlieten en kleinere stroomenzijn nog overal in de lage wegenkromme watergangen en drassige rietvelden te herkennenalleen zouden deze voor eene daarvan te ontwerpen kaartzoo hier als elders waar zij in den loop der tijden kennelijk door kunst in vorm of rigting zijn gewij zigd eenige bijwerking vereischen. Wij hebben evenwel niet de aloude gesteldheid van dezemaar wel die van de aanlig gende gronden voorgesteld teil einde de ligging en wijze van bedijking van dezen polder des te duidelijker te doen uitkomen. Het oog op den voormaligen toestand dus vestigende zien wij dat er een tijd is geweestwaarin de polder nog niet door andere bedijkingen ingesloten washet was in de eeuwenin welke het drooggevallen deel van ons gewest nog uit tal van kleine eilanden bestond en de gronden der latere polders nog maar stuksgewijze in de daarom bestaande watervlakten waren nedergelegd. Niet dus als aaneengesloten gorsen maar als eene menigte van in zee gelegen platen en banken deden die aan liggende vlakten zich ook hier voor op de hoogste plaatsen tierden brakwaterplanten die zich ongestoord verhieven en

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 116