105
aan de begroeide deelen veelal een uitgebreider aanzien gaven,
dan ze in werkelijkheid bezaten verreweg het grootste deel der
ruimte bestond echter uit veen en zandwaarop elk getij de
vloed zich ongehinderd kon ontlasten.
Welk eene verandering, wanneer men met de kaarten van
deze gronden voor onsden toestand van 't lang verleden met
dien van 't heden vergelijktbreede wateren op welker op
pervlakte zich slechts enkele kleine vaartuigen vertoonden dorre
zandbankenwaarop alleen het gevogelte een schraal voeder
vonden min of meer begroeide slijkvlaktennog van alle
toegangen voor het vee ontbloot, hebben opgehouden te bestaan
en vruchtbare landouwen zijn in de plaats getreden. Waarlijk
het tegenwoordige geslachtdat onze polders bewoontmaar
overigens geen duidelijk begrip heeft van hetgene zij eertijds
warenkan zich met verbeelden welk eene omkeering van
zaken in deze heeft plaats gehad. Het is daarom, dat de ge
steldheid uit die lang vervlogen tijden ook met de meeste zorg
is nagespoord; zij levert voor de aan zee gelegen gronden een
niet gering te achten voordeel op, en niets wakkert de liefde
tot het erf onzer vaderen zoozeer aan dan een duidelijk inzigt
in hetgene in den loop der tijden daaraanzoo door de natuur
als door meuschelijke vlijtis gewrocht.
Zooals wij dan zagen was de polder aanvankelijk van alle
zijden door opkomende schorren en onafzienbare banken en
slijkendie door tal van kleinere en grootere kreken en
geulen waren doorsneden omringden zijne waterkeeringen
werden bij afwisseling door eene onstuimige opgezette zee
bespoeld. Bij geheele oudervloeijing der omliggende vlakten om
ringden hem vooral aan de noord- en westkustzeer breede
waterenen bij dergelijke omstandigheden moeten de daarte
genover gelegen dijken aan eeuen zwaren golfslag hebben weder
stand te bieden gehad. Het blijkt ook dat na de bedijking
van dezen polder de ondervloeijing der buitengronden tenge-
gevolge eener gestadige rijzing van den vloedzelfs nog eenigen
tijd geregeld moet hebben plaats gegrepen, alvorens nieuwe aan-