110
het brakke water voortdurend den ziltigen grond. Riet en
sek waren de eenige gewassen, die zich langs de waterkanten
welig ontwikkeldenop de hoogere deelen groeide het zooge
naamde haar- of schorgras, en alleen de meest verheven stroo-
ken waren tot teling van vruchten geschikt.
Eerst in 1757 is verandering in dien toestand gebragt,
door het stichten van een' scheprad-watermolenmet welken
het binnenwater van dezen en van de drie daarachter gelegen
polders Middelland, Noord- en Uiterste-Nieuwlandwordt op
gemalen a). Deze watermolen werd op den 20 Junij 1757
te Dordrecht aanbesteed en daarvan was aannemer Johan van
den Bosch voor de som van 10,300 met nog f 450 als
premie, voor het geval de oplevering vóór of op den ln Octo
ber daaraanvolgende plaats had 2). Zoo voor liet vormen van
eenen omkaden boezem, als voor het aanleggen en verbreeden
van watergangen, werd ruim 24 gemeten lands onteigend, en
ter bestrijding van al de daaraan verbonden uitgaven was een
kapitaal, groot 16,000 tegen eene rente van 3 ten honderd
voor rekening der daarbij betrokken polders opgenomen.
De watermolen in de nabijheid van het dorp en dus in den
polder Oudeland gebouwd, is van onder wijd 9,25 meter en
van boven 5,85 meter bij eene hoogte van 12 meter. Hij
bezit eene ijzeren as en het daaraan bevestigde bovenwiel heeft
eene middellijn van 3,20 meter en bevat 75 stuks kammen.
Yan de beide niet konisch bewerkte schijfloopen, die aan de
eikenhouten spil zijn bevestigd, bevat de bovenste 37 en de
onderste 27 staven en de laatste, ook bonkelaar geheeten
werkt op een spoorrad, dat voorzien is van 99 kammen. De
verhouding van de wentelingen der wateras tot die der bovenas
is dus, als 1 tot 1,8; dat is: de as der roeden draait zich
nagenoeg tweemaal om, tegen ééne omwenteling van liet
scheprad
x) Resolutieboek der polders van Sint-Maartensdijk.
Ibid.