121 Door den stroom is deze polder nooit aangetast, ■wijl altijd een breed voorstrand aanwezig was. Doch was van de vroegste tijden af een groot voordeel in dit breede strand voor den pol der gelegen er was ook een nadeel aan verbondendat in der tijd niet gering te achten was. Gedurende langen tijd toch lag 's polders uitwateringskil door deze met eene zware zandlaag gedekte buitengronden heen eene zaakdie menige uitgaaf en een niet gering nadeel aan de bebouwing der gronden berokkende. Danliep 5s polders uitwatering eenmaal over het in de Oos- ter-Schelde gelegen voorstrand in de eerste tijden van het bestaan dezer bedijking was dit echter toch geenszins het geval. Neen aanvankelijk loosde de Noordpolder op eene eerst bij de indijking van het Uiterste-Nieuwland afgesloten kreek of eenen vliet uit ter plaatsewaar nog heden de Sluishoek daarnaar genoemd wordt aangetroffen. Ter nadere aanduiding van de plaats dezer eerste waterlossing kan worden gezegd, dat zij juist daar lag, waar eertijds twee belangrijke kreken hare uitloopen hebben gehaden waar zich het binnenwater steeds in door de natuur gevormde kanalen kon verzamelen. Dan niettegenstaande deze gunstige gesteldheid binnendijkshebben wij toch grond te vermoeden dat de hier ter plaatse aangewezen loozing zeer ge brekkig is geweest. De geulendie het water buitendijks moes ten afvoeren naar de Kamer of de monding van den Breeden vlietwaren lang en hare bodems lagen schier gelijk met de laagste gedeelten van den polder. Alleen tengevolge van den gebrekkigen afloop van het water is dan ook het eertijds hier zoo heerschende denkbeeld ontstaanals zou de polder te vroeg zijn bedijkt; iets wat men echter ook wel omtrent andere dijk ages wier waterlossingen niet rigtig warenheeft hooren verkondigen. Het is evenwel zeker, dat de oorzaak van dit verschijnsel uitsluitend in de gebrekkige suatie van dien tijd gelegen was zoowel waterleidingenals sluizen waren zoo min hier, als elders voldoende, en door het niet afvloeijen van het water, verkregen de bodems der polders het aanzien van eenen

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 133