Uiterste-Nieuwlandpolder. Nog wasna de vorming van den Noordpolder het eiland aan den noordkant voor uitbrei- breiding vatbaar want langs den stroom die het van de aan de overzijde gelegen gronden scheiddelagen nog uitgebreide schorren die tot deze landen behoorden. Ook deze buitengron den waren echter vroeg voor indijking vatbaar want reeds in 1369 gaf graaf Albrecht van Beijeren aan Erank van Borssele octrooi tot bedijking van het voornaamste deel er vande Stroyc" genaamd. Het is evenwel gebleken dat destijds aan deze bedijking geen gevolg is gegeven, daar in 1416 genoemde heer wederom vergunning verkreeg tot gezamenlijke inpolde ring van het schor de Stroyck en Ra vensoord.'" In de laatste vergunning wordt gezegddat de gorsen aan de oostzijde be- 123 spuisluizen werden aangewend. Danhet groote bezwaar waarmede men ook vroeger te kampen badde verzanding der buitenkildeed zich ook nu weder voor tengevolge waarvan de binneudijks gelegen gronden zeer veel last van het binnen water leden. Eerst in 1757 bij de voltooijing van den water molen in den polder Oudeland kwam eene groote verbetering in den afvoer van het water tot standde sluiswaarvan nog heden ten dage de laatste overblijfselen tusschen de dijkpalen 17 en 18 aanwezig zijn, is evenwel eerst in het daaropvol gende jaar gedempt. De polder maakt ook deel uit van het calamiteuse waterschap Stavenissehij wordt daardoor over eene lengte van 623 me ter beschermden draagtvoor het geval de uitgaven voor de zeeweringen aan de waterkeering van dat waterschap dit vor deren hoogstens met f 1.per strekkende meter bij. 's Pol ders grootte bestaat uit 480,6881 hectaren dijkersland en uit 49,1530 hectaren vroonland. Zijn grond bestaat uit min of meer zware zeekleibehalve in het westelijke gedeelte waar hij meer afwisselend en over het algemeen ook minder vrucht baar is.

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 135