136 Het was reeds weder 20 Mei 1673 en nog verkeerde men omtrent het voorgestelde tot heeling van den zoo zeer gebroken" dijk in het onzekere; het dijksbestuur rigtte daarom een schrif telijk verzoek tot de Statenom het nemen van een besluit bij den prins te bespoedigen daar anders het geschikte jaar getijde voor het uitvoeren van werken wederom zou verloopen, waardoor men voor den winter het ergste had te vreezen. Eerst evenwel eene maand later kwam berigtwelke besluiten ten opzigte van den polder waren genomen. Zij kwamen hierop neder: de dijk en //de buitenwerken" zouden, overeenkomstig de gestelde conditiënworden hersteldwaarvoor zou worden opgebragt, eerstens een geschot van 10 Vlaamsch op het ge- met van de gronden gelegen in den polderen ten tweede een omslag over al de landen der //annexe polders" van Sint- Maartensdijk, ScherpenisseWestkerke en Poortvliet. Nog in denzelfden zomer werden nu eenige aankoopen ge daan van materialenen werd reeds een aanvang gemaakt met de uitvoering der meest noodzakelijke werken. In het daarop volgende jaar werd de geheele dijk verzwaardde bestaande ver dediging verbeterd en de geheele wafcerkeering alzoo in goeden staat van onderhoud gebragt. Het duurde evenwel niet lang of er werden op nieuw zware offers geëischt. Vooral was dit het geval in 1682toen de polder door den stormvloed van 26 Januarij werd overstroomd. De waterkeering was te lang, in vergelijk van de daarmede omsloten oppervlakteen het was wel treurig, dat het onderhoud er van was geladen op een poldertjedat eigenlijk daarin niet op voldoende wijze kon voorzien. Op den 3 Maart 1715 is deze bedijking andermaal door over strooming geteisterd; de toestand van de waterkeering was als- toen zelfs weder zoo hagchelijk, dat ook met de zwaarste ge schoten geen uitzigt bestond op volledig hersteltengevolge van welke omstandigheid op den 26cn daaraanvolgende ingelanden verklaarden voortaan geene gelden tot behoud des polders meer veil te hebben. Het bestuur gaf, even als in 1671 ook nu

Tijdschriftenbank Zeeland

Archief | 1878 | | pagina 148